Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres, samen met haar twee minderjarige kinderen, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 29 februari 2024, hield in dat de aanvraag van eiseres en haar kinderen niet in behandeling werd genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de aanvraag. Tijdens de zitting op 5 april 2024, waar de gemachtigden van zowel eiseres als de staatssecretaris aanwezig waren, werd de zaak behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en haar kinderen met onbekende bestemming zijn vertrokken, zonder de staatssecretaris op de hoogte te stellen van hun verblijfplaats. De gemachtigde van eiseres heeft aangegeven geen contact meer met haar te hebben en niet te weten waar zij verblijft. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiseres en haar kinderen geen procesbelang meer hadden bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard en de voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 april 2024.