Gewone verblijfplaats
De rechtbank moet allereerst bepalen wat de gewone verblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] was voordat zij met de moeder op 22 november 2023 naar Nederland kwamen. De rechtbank stelt in dat verband voorop dat het begrip ‘gewone verblijfplaats’ een feitelijk begrip is waaraan inhoud wordt gegeven door de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Daarbij gaat het, kort gezegd, om de plaats waarmee het kind onmiddellijk voorafgaande aan zijn overbrenging of achterhouding maatschappelijk de nauwste binding heeft. Daarbij zijn, naast de fysieke aanwezigheid van het kind in een lidstaat, in het bijzonder van belang de omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat deze aanwezigheid niet tijdelijk of toevallig is en dat de verblijfplaats van het kind een zekere integratie in een sociale en familiale omgeving tot uitdrukking brengt. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met de duur, de regelmaat, de omstandigheden en de redenen van het verblijf op het grondgebied van een lidstaat, de nationaliteit van het kind, de plaats waar en de omstandigheden waaronder het naar school gaat, de talenkennis en de familiale en sociale banden van het kind in die staat. Voorts kan de bedoeling van de ouders om zich met het kind in een andere staat te vestigen, waaraan uiting is gegeven door maatregelen, een aanwijzing voor de verplaatsing van de gewone verblijfplaats zijn. Ook de leeftijd van het kind en zijn sociale en familiale omgeving zijn van wezenlijk belang voor de vaststelling van de gewone verblijfplaats. Daarbij geldt in het bijzonder dat de omgeving van een jong kind in wezen een familiale omgeving is, waarvoor de persoon of personen bij wie het kind woont, die daadwerkelijk gezag over hem uitoefenen en voor hem zorgen, bepalend is of zijn.
Uit de stukken en op de zitting is het volgende gebleken. De vader en de moeder hebben eind 2014 een affectieve relatie met elkaar gekregen. Op dat moment woonden en verbleven zij allebei in Nederland. Zij zijn met elkaar gaan samenwonen in [plaats 2] , in de buurt van de familie van de moeder die in [plaats 3] woont. De familie van de vader woont deels in Turkije, in de omgeving van [plaats 4] , en deels in Nederland, in de omgeving van Uden, waar de vader tot 1 oktober 2021 in de Basisregistratie personen (de Bp) ingeschreven heeft gestaan. In 2019 zijn de vader en de moeder naar Turkije gegaan, met het idee om te onderzoeken of zij zich daar permanent zouden kunnen vestigen. De moeder heeft zich nooit uit de de Brp laten uitschrijven en verbleef regelmatig periodes in Nederland, samen met [minderjarige 1] en later met beide kinderen. In november 2021 zijn de vader en de moeder in Turkije met elkaar getrouwd.
[minderjarige 2] heeft vanaf zijn geboorte in oktober 2022 altijd ingeschreven gestaan in de Brp in Nederland. [minderjarige 1] is per 1 augustus 2022 uitgeschreven uit de Brp in verband met de aanvraag van een Turkse ID. In september 2023 is hij ingeschreven bij een basisschool in [plaats 4] . De moeder heeft de afgelopen jaren onafgebroken een Nederlandse bijstandsuitkering ontvangen en de vader een ziektewetuitkering.