ECLI:NL:RBDHA:2024:4897

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
NL24.7466 en NL24.7467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot verantwoordelijkheid van Frankrijk

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die stelt de Tunesische nationaliteit te hebben, heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 februari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door in de beschikking het verantwoordelijke land niet in te vullen, wat volgens hem tot verwarring heeft geleid. De rechtbank stelt echter vast dat dit een verschrijving betreft en dat uit de overige inhoud van het besluit blijkt dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Eiser heeft geen bewijs overgelegd dat de overdracht naar Frankrijk tot problemen zal leiden, en de rechtbank concludeert dat de vrees van eiser voor problemen in Frankrijk niet voldoende onderbouwd is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B.C.N. van Slingerland, griffier. De beslissing is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid voor eiser om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.7466 en NL24.7467
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Tunesische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1976. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser meent dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat in de tweede alinea van de beschikking het land dat verantwoordelijk is voor de asielaanvraag niet is ingevuld. Door verweerder worden drie landen genoemd waar eiser internationale bescherming heeft aangevraagd en dit heeft bij eiser tot verwarring gezorgd. Verweerder heeft ook onvoldoende rekening gehouden met eisers persoonlijke omstandigheden. Zo heeft eiser in Italië problemen ervaren en is hij gevlucht naar Frankrijk. Echter, in Frankrijk werd hij geconfronteerd met dezelfde problemen. Door deze problemen heeft eiser zijn leven willen beëindigen. Als eiser terug moet keren naar Frankrijk, verwacht hij dat hij wederom te maken zal krijgen met de problemen die hem eerder teveel werden. Verder vreest eiser dat hij in Frankrijk geen medische hulp zal krijgen, waardoor zijn medische situatie achteruit zal gaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Met betrekking tot eisers stelling dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld doordat hij in de tweede alinea van de beschikking het land niet heeft ingevuld, oordeelt de rechtbank dat dit gezien moet worden als een verschrijving, omdat uit de overige inhoud van het besluit overduidelijk volgt dat Frankrijk verantwoordelijk wordt gehouden voor eisers asielaanvraag en dat eiser dan ook aan Frankrijk zal worden overgedragen. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser door deze verschrijving niet in zijn belangen geschaad.
6. De rechtbank overweegt dat eiser geen bewijs heeft overgelegd waaruit blijkt dat overdracht naar Frankrijk tot de problemen zal leiden waar hij eerder mee geconfronteerd werd. Uit de verklaringen van eiser kan worden afgeleid dat hij vreest voor personen die hem kennelijk kwaad willen doen, hiervoor kan eiser bij voorkomende problemen de autoriteiten van Frankrijk benaderen. Niet is gebleken dat de autoriteiten van Frankrijk eiser niet willen of kunnen helpen. De door eiser gestelde medische problemen hoefden voor verweerder eveneens geen reden te vormen om het verzoek tot internationale bescherming in behandeling te nemen, omdat eiser geen medische documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij medische zorg krijgt of deze nodig heeft. Dat eiser vreest dat hij door de slechte asielomstandigheden in Frankrijk geen medische hulp kan krijgen, wordt niet nader onderbouwd met objectieve gegevens. Uit het gehoor van eiser volgt juist dat hij in Frankrijk naar een psychiater is gegaan en dat het daarna beter met hem ging. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen waaruit blijkt dat Nederland het meest aangewezen land is om eiser te behandelen.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
8. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [2] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van B.C.N. van Slingerland, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.