In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024, met zaaknummers SGR 22/3029, SGR 22/6448 en SGR 23/645, staat de aanvraag van eiseres om kinderbijslag centraal. Eiseres, een Bulgaarse nationaliteit houdende vrouw, heeft samen met haar ex-partner vier minderjarige kinderen met de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank behandelt de afwijzing van haar aanvragen om kinderbijslag en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen door de Sociale verzekeringsbank. De rechtbank oordeelt dat eiseres op de relevante peildata geen rechtmatig verblijf had in Nederland, waardoor zij niet verzekerd was voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Dit leidt tot de conclusie dat de aanvragen om kinderbijslag over het derde en vierde kwartaal van 2021 terecht zijn afgewezen. De rechtbank verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten 2 en 3 ongegrond. Wat betreft de terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag, oordeelt de rechtbank dat verweerder niet hoeft af te zien van de vordering, maar dat de verrekening met de kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2022 niet correct is uitgevoerd. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 gegrond en vernietigt dit besluit voor zover het betrekking heeft op de verrekening. De rechtbank veroordeelt verweerder tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.