ECLI:NL:RBDHA:2024:4940

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
NL24.9092
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot medische behandeling en opvang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die de Sierra Leoonse nationaliteit heeft en onder medische behandeling staat, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin is bepaald dat hij niet in aanmerking komt voor toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten, zodat hij recht zou houden op opvang en medische zorg gedurende de bezwaarprocedure.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. Dit oordeel is gebaseerd op het advies van het Bureau Medische Advisering, waaruit blijkt dat verzoeker in staat is om te reizen en dat het staken van zijn behandeling niet leidt tot een medische noodsituatie. Verzoeker heeft in zijn gronden van bezwaar niet inhoudelijk betwist dat het bestreden besluit op juiste gronden is genomen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9092

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. F. Schoot).

Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder ambtshalve bepaald dat verzoeker niet in aanmerking komt voor toepassing van artikel 64 van de Vw. [1]
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 2 april 2024 heeft het COa [2] medegedeeld voornemens te zijn de Rva-verstrekkingen van verzoeker te beëindigen met ingang van 4 april 2024.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben.
2. Als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb [3] op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter ook
in geval van een niet-kennelijke afdoening uitspraak doen zonder een zitting te houden wanneer onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. Gelet op het feit dat het COa heeft aangegeven de Rva-verstrekkingen van verzoeker op 4 april 2024 te beëindigen, maakt de voorzieningenrechter van deze bevoegdheid gebruik.
4. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort, de uitzetting achterwege blijft en hij het recht op de voorzieningen behoudt, totdat op het bezwaar is beslist. Hij ondergaat een medische behandeling en meent daarom gedurende de bezwaarprocedure recht te hebben op opvang en medische zorg. Daarnaast is het uitgangspunt dat verzoeker in bezwaar door verweerder zal worden gehoord, hetgeen zijn aanwezigheid in Nederland veronderstelt. Verzoeker stelt dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter. Bij de beoordeling acht de voorzieningenrechter met name van belang of het bezwaar tegen het bestreden besluit een redelijke kans van slagen heeft.
6. Aan zijn besluitvorming heeft verweerder het advies van BMA [4] ten grondslag gelegd. In dit BMA-advies staat dat verzoeker te kampen heeft met psychische klachten. Het staken van de behandeling leidt naar verwachting echter niet tot het ontstaan van een medische noodsituatie. Verzoeker is in staat om te reizen met gangbare vervoermiddelen en behoeft tijdens de reis geen medische voorzieningen.
7. In de gronden van bezwaar heeft verzoeker het bestreden besluit niet inhoudelijk betwist. Hij stelt enkel onder medische behandeling te staan en gedurende de bezwaarprocedure recht te hebben op de voorzieningen vanuit het COa. In de aanvullende gronden van het verzoekschrift stelt verzoeker dat zijn medische dossiers zijn opgevraagd, maar nog niet zijn ontvangen. Om die reden kan het bezwaar inhoudelijk nog niet worden aangevuld. Verzoeker heeft hierbij niet geconcretiseerd welke (nieuwe) informatie nog moet worden ingewonnen. Ook overigens is niet gesteld of gebleken dat de medische situatie van verzoeker is gewijzigd na het BMA-advies, wat niet maakt dat verweerder het bestreden besluit niet heeft mogen baseren op dit advies.
8. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar tegen het bestreden besluit geen redelijke kans van slagen. Om die reden wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Bureau Medische Advisering