Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , verzoeker,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 9 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 21 april 2023 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 14 februari 2024 de aanvraag ingewilligd, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken. Verzoeker verzocht de rechtbank om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de aanvraag van verzoeker op 21 april 2023 ontvangen en heeft verzoeker de staatssecretaris op 14 november 2023 in gebreke gesteld. Echter, op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken, aangezien de wettelijke termijn van zes maanden was verlengd met negen maanden door WBV 2022/22.
De rechtbank concludeert dat het beroep prematuur is ingesteld en zou zijn afgewezen als het niet was ingetrokken. Daarom heeft verzoeker geen recht op een proceskostenveroordeling. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank wijst het verzoek af, en deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.