Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam] verzoekster
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. J.M. Suurmeijer),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een Moldavische nationaliteit houdende vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, bij besluit van 9 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, de aanvraag niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoekster.
Verzoekster heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 januari 2024 behandeld, maar verzoekster en haar gemachtigde zijn niet verschenen, ondanks een bericht van verhindering. Verweerder was wel vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter overwogen dat er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een gerelateerde zaak (NL23.35617).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, in aanwezigheid van griffier I. Wolthuis, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.