ECLI:NL:RBDHA:2024:4984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
22/8151
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling inzageverzoek op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming door de Rechtbank Den Haag

In deze uitspraak van 11 april 2024 beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de besluiten van het college van bestuur van de Universiteit Utrecht met betrekking tot haar inzageverzoek op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Eiseres had op 15 juli 2022 verzocht om inzage in documenten waarin haar persoonsgegevens zijn verwerkt, waaronder haar studentendossier en e-mailcorrespondentie. Het college van bestuur heeft op 26 augustus 2022 en 7 november 2022 besluiten genomen, waarbij deels inzage is verleend, maar eiseres was van mening dat niet alle relevante informatie was verstrekt.

De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2023 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Na een aanvullende toelichting van eiseres en een reactie van verweerder, heeft de rechtbank besloten dat een nieuwe zitting niet nodig was en het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank concludeert dat eiseres wel degelijk inzage heeft gekregen in haar studentendossier en dat het bezwaar van eiseres deels gegrond is verklaard. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de procedure correct is gevolgd.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen terugbetaling van griffierecht ontvangt en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt dat het besluit op het inzageverzoek een bestuursrechtelijk besluit is en dat de procedure correct is verlopen, ondanks de rol van de privacy officer in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8151

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van bestuur van de Universiteit Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. W.E. Grimmelikhuijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de besluiten die zijn genomen naar aanleiding van haar inzageverzoek op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 26 augustus 2022 besloten op het inzageverzoek van eiseres. Met het bestreden besluit van 7 november 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels gegrond verklaard en is daarnaast deels bij het eerdere besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
1.3.
Eiseres heeft op 24 oktober 2023 een aanvullende toelichting ingediend. Verweerder heeft op 16 november 2023 een reactie daarop ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een nieuwe zitting niet nodig vindt. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft op 15 juli 2022 aan verweerder verzocht om haar inzage te verlenen in een aantal documenten waarin haar persoonsgegevens zijn verwerkt zoals haar studentendossier en een aantal door haar genoemde mailwisselingen.
Wat heeft verweerder besloten?
3. In het primaire besluit van 26 augustus 2022 heeft verweerder eiseres inzage verleend in mailverkeer tussen verschillende betrokkenen. In het bestreden besluit van
7 november 2022 erkent verweerder dat eerder nagelaten is om haar inzage in haar studentendossier te geven en doet dat alsnog. Verder legt verweerder uit dat uit onderzoek niet is gebleken dat haar gegevens zijn gedeeld met onbevoegden.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Volgens eiseres heeft in bezwaar geen volledige heroverweging plaatsgevonden. Zo heeft verweerder niet gemotiveerd waarom er geen inzage in het studentendossier van eiseres kan worden verleend. Het bezwaar had op dat punt gegrond verklaard moeten worden. Daarnaast heeft verweerder zelf bedacht dat het bezwaar van eiseres zich richt tegen het weglakken van namen van medewerkers. Dat is niet zo waardoor het besluit onzorgvuldig is. Verweerder heeft nagelaten inzage te verlenen in alle e-mailberichten. Eiseres is bekend met een mail tussen een medewerker van Studentenzaken en het College van Beroep voor de Examens, inzake de procedure van eiseres bij het College.
Het is in strijd met het beginsel van een eerlijk proces dat de privacy officer zowel het inzageverzoek als het bezwaarschrift daartegen heeft afgehandeld. Hierdoor is zij niet onafhankelijk. Het bezwaar had moeten worden behandeld door de geschillenadviescommissie. Daar had ook onderzocht moeten worden of er mogelijkheid was voor een minnelijke schikking.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres bij het bestreden besluit van 7 november 2022 wel degelijk inzage is gegeven in haar studentendossier. Het bezwaar is daarom ook gegrond verklaard. De beroepsgrond van eiseres dat dit ten onrechte is nagelaten kan dan ook niet slagen.
6. De omstandigheid dat verweerder in de veronderstelling was dat eiseres bezwaar had tegen het weglakken van namen van medewerkers bij de ter inzage overgelegde documenten, maakt nog niet dat sprake is van een onzorgvuldig besluit. Zoals eiseres zelf opmerkt in de gronden van beroep waren de bezwaargronden summier geformuleerd. Verweerder heeft duidelijk aangegeven hoe hij het bezwaar heeft opgevat en waarom hij dit op deze manier heeft gedaan.
7. Zoals verweerder in het verweerschrift heeft aangegeven ziet de reikwijdte van artikel 15 van de AVG op het verkrijgen van inzage van de door verweerder verwerkte persoonsgegevens van de betrokkene. Verweerder heeft inzage gegeven in de persoonsgegevens die van eiseres worden verwerkt in de door eiseres bij haar verzoek genoemde stukken. De mail waar eiseres naar verwijst als voorbeeld dat verweerder nagelaten heeft in alle stukken inzage te geven bevat geen persoonsinformatie van eiseres. Verweerder heeft daarom terecht geen inzage gegeven in die mail. Voor de toegang tot documenten over bestuurlijke aangelegenheden kan eiseres een verzoek indienen op grond van de Wet open overheid.
8. Partijen zijn naar aanleiding van de zitting op 28 september 2023 met elkaar in gesprek gegaan, onder meer om duidelijk te krijgen in welke documenten eiseres nog inzage mist. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder nog het verslag van de hoorzitting van 7 april 2022 aan eiseres verstrekt. De rechtbank merkt hierbij op dat de AVG geen recht geeft op verstrekking van bepaalde documenten, maar slechts op een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens. Dit laat onverlet dat het verstrekken van documenten een manier kan zijn om de gevraagde inzage te verlenen als andere belangen zich daar niet tegen verzetten. Hieruit volgt dat het feit dat verweerder na het nemen van het bestreden besluit alsnog een stuk aan eiseres heeft verstrekt uit een dossier dat betrekking heeft op eiseres, niet zonder meer maakt dat het bestreden besluit waarin de door verweerder verwerkte persoonsgegevens staan opgesomd, onjuist dan wel onrechtmatig is. De stelling van eiseres dat het verstrekte document geen juiste weergave is van het op de hoorzitting gevoerde gesprek, kan – wat daar verder ook van zij – om dezelfde reden niet beoordeeld worden in deze procedure over het inzagerecht van eiseres. De AVG kent een recht op correctie dan wel verwijdering van onjuiste persoonsgegevens, maar dit strekt niet zo ver dat op grond daarvan de juistheid van de inhoud van door of ten behoeve van verweerder vastgestelde verslagen of documenten inzet kan worden van deze procedure. De rechtbank is alles overziend van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het overzicht van haar persoonsgegevens opgenomen in het bestreden besluit onjuist of onvolledig is en dat zij verder geen omstandigheden heeft gesteld die maken dat dit besluit in beroep geen stand kan houden.
9. Hierbij is ten slotte van belang dat – zoals verweerder op goede gronden heeft gesteld – het besluit op het inzageverzoek een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waarvoor een andere procedure gevolgd wordt dan bij de geschillenadviescommissie van de Universiteit. De omstandigheid dat de procedure bij verweerder zo is ingericht dat de privacy officer zowel naar het verzoek als het bezwaar kijkt, maakt evenmin dat sprake is van een oneerlijke procedure. Daarbij is van belang dat de beslissing op bezwaar uiteindelijk is genomen door verweerder en niet door de privacy officer.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.