ECLI:NL:RBDHA:2024:5106

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
NL21.10736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en procesbelang bij vreemdeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat op 30 juni 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de eiser is uitgevaardigd. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht en heeft een formulier van onvermogen overgelegd ter onderbouwing van dit verzoek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling, en heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen.

Vervolgens heeft de rechtbank ambtshalve beoordeeld of de eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Uit de rechtspraak blijkt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder dat bekend is waar hij verblijft, zijn procesbelang ontvalt. In dit geval heeft de gemachtigde van de eiser op 2 april 2024 medegedeeld dat hij geen contact meer heeft met de eiser en geen actuele contactgegevens heeft. Dit heeft de rechtbank doen concluderen dat de eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10736

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 juni 2021 een terugkeerbesluit aan eiser uitgevaardigd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. Hij heeft ter onderbouwing een ingevuld formulier van onvermogen overgelegd. Op dit verzoek moet nog worden beslist. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt toegewezen.
2. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of een partij nog belang heeft bij de beoordeling van het door hem ingestelde beroep. Uit vaste rechtspraak [1] moet het volgende worden afgeleid. Als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder dat bekend is waar hij verblijft, ontvalt zijn procesbelang, omdat er dan van uitgegaan wordt dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dat hij zijn beroep wil handhaven. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
3. Bij bericht van 2 april 2024 heeft de gemachtigde van eiser medegedeeld dat hij geen contact meer heeft met eiser en geen actuele contactgegevens heeft. De rechtbank leidt hieruit af dat gemachtigde ook niet op de hoogte is van de huidige verblijfplaats van eiser.
4. Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft eiser geen procesbelang meer bij de beoordeling van zijn beroep. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579).