Uitspraak
Bestuursrecht
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, een asielzoeker, had bezwaar gemaakt tegen de wijziging van haar identiteitsgegevens door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar leeftijd had aangepast van minderjarig naar meerderjarig. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om haar als minderjarig te beschouwen en om het Centraal Orgaan opvang asielzoekers te instrueren haar als zodanig te behandelen. De IND had op 1 maart 2024 de wijziging van de leeftijdsregistratie medegedeeld, wat leidde tot haar overplaatsing naar een opvang voor volwassenen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster spoedeisend belang had bij haar verzoek, maar dat het bezwaar tegen de wijziging van de leeftijdsregistratie geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter concludeerde dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan van de in Griekenland geregistreerde geboortedatum, die verzoekster als meerderjarig had geregistreerd. Verzoekster had geen overtuigende bewijsstukken overgelegd om haar stelling dat de registratie onjuist was te onderbouwen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.