ECLI:NL:RBDHA:2024:5136
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op basis van gezinslidmaatschap
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend op 21 juni 2022, met het verzoek om verblijf als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 29 november 2022 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 15 december 2023 bevestigd.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde en haar echtgenoot aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiseres afhankelijk is van de verblijfsrechtelijke positie van haar echtgenoot. Aangezien de aanvraag van de echtgenoot in een andere zaak (NL24.973) op goede gronden is afgewezen, heeft eiseres geen recht op afgeleid verblijf. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het bezwaar van eiseres terecht ongegrond heeft verklaard.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast en openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.