ECLI:NL:RBDHA:2024:5171
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.S. Yap, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 26 oktober 2023 was genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaar van verzoekster ongegrond. Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij de beroepsprocedure in Nederland kon afwachten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om vrijstelling van griffierecht, dat eerder voorlopig was toegewezen, definitief toegewezen op basis van de financiële situatie van verzoekster. Dit betekent dat verzoekster geen griffierecht hoeft te betalen. Echter, omdat de rechtbank op dezelfde dag ook uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak (zaaknummer NL23.36829), was de voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.