ECLI:NL:RBDHA:2024:5196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
NL24.1700
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling na de intrekking van een beroep door de verzoeker. De verzoeker had op 16 januari 2024 een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem een verblijfsvergunning werd verleend met een onjuiste geldigheidsduur. Op 19 maart 2024 werd dit besluit gecorrigeerd, maar de verzoeker had al eerder zijn beroep tegen het eerste besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris weigerde deze vergoeding, stellende dat het beroep niet ontvankelijk was en dat de verzoeker niet in een betere positie was gekomen door de schrijffout in het besluit.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. Volgens de rechtbank is er geen sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de geldigheidsduur in het oorspronkelijke besluit een kennelijke verschrijving was. De rechtbank concludeert dat het herstellen van deze verschrijving niet kan worden aangemerkt als een tegemoetkoming aan de verzoeker. De uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, en is openbaar gemaakt op 9 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.1700
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. G. Ocak),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. Op 16 januari 2024 heeft de staatssecretaris besloten dat verzoeker een verblijfsvergunning krijgt, geldig van 10 februari 2023 tot 10 februari 2023.
2. Op 19 maart 2024 heeft de staatssecretaris een nieuw besluit genomen met de juiste geldigheidsduur van 10 februari 2023 tot 10 februari 2028.
3. Verzoeker heeft het beroep dat hij had ingesteld tegen het besluit van 16 januari 2024 op 25 maart 2024 ingetrokken en daarbij verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Verzoeker stelt hierbij dat hij beroep heeft moeten indienen om de duur van de verleende vergunning te laten wijzigen.
4. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De staatssecretaris heeft de rechtbank meegedeeld dat hij niet bereid is om de proceskosten aan verzoeker te voldoen. Reden hiervoor is dat het beroep volgens de staatssecretaris niet ontvankelijk was en eiser daarom, ondanks de schrijffout, met zijn beroep niet in een betere positie kon komen dan hij na het besluit van 16 januari 2024 al was.
5. De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
7. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit volgt uit artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
8. De rechtbank is van oordeel dat van tegemoetkomen geen sprake is. Uit artikel
3.105 van het Vreemdelingenbesluit volgt dat een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt verleend voor vijf jaar. Hieruit blijkt dat de geldigheidsduur, die is opgenomen in het besluit van 16 januari 2024, een kennelijke verschrijving is. Naar het oordeel van de rechtbank is het herstellen van deze verschrijving geen tegemoetkoming zoals wordt bedoeld in artikel 8:75a van de Awb.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 april 2024
Mr. A.A.M. Elzakkers N.J. Biswane
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.