ECLI:NL:RBDHA:2024:5197

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
NL23.30913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding en DNA-onderzoek in nareisaanvraag voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft eiseres op 2 september 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar twee minderjarige kinderen op basis van nareis. Na een afwijzing van de aanvraag door de staatssecretaris op 23 augustus 2022, heeft eiseres op 12 juli 2022 beroep ingesteld omdat er niet tijdig op haar aanvraag was beslist. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen omdat de identiteit van de kinderen en de gezinsband niet aannemelijk waren gemaakt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en nieuwe documenten overgelegd, waarna de staatssecretaris het bezwaar gegrond verklaarde en de kinderen een machtiging tot voorlopig verblijf verleende, maar het verzoek om proceskostenvergoeding afwees.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van de proceskostenvergoeding en verzocht om vergoeding van de kosten van een DNA-onderzoek. De rechtbank heeft op 29 februari 2024 de zaak behandeld. Eiseres betoogde dat de staatssecretaris onterecht de kosten van het DNA-onderzoek niet vergoedde en dat de procedure te lang had geduurd. De rechtbank oordeelde dat eiseres binnen de hersteltermijn geen aanvullende stukken had overgelegd en dat de staatssecretaris het verzoek om uitstel terecht had afgewezen. De rechtbank concludeerde dat het primaire besluit niet was herroepen vanwege een aan de staatssecretaris te wijten onrechtmatigheid en dat de kosten van het DNA-onderzoek niet vergoed hoefden te worden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd gedaan door rechter C.M. Dijksterhuis en bekendgemaakt op 9 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.30913
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. S.J. Koolen),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. S. Zuithoff).

Inleiding

Met het besluit van 23 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris de nareisaanvraag van eiseres ten behoeve van haar kinderen afgewezen.
Met het bestreden besluit van 1 september 2023 heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en het verzoek om de proceskosten te vergoeden afgewezen.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit voor zover dat ziet op de afwijzing van het verzoek om de proceskosten te vergoeden en heeft daarbij de rechtbank verzocht om de staatssecretaris op te dragen de kosten van het DNA-onderzoek te vergoeden.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Achtergrond

1. Eiseres heeft op 2 september 2021 een aanvraag ingediend voor het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf op grond van nareis voor haar twee minderjarige kinderen. Eiseres heeft op 12 juli 2022 een beroep ingesteld omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de aanvraag. Op 20 juli 2022 heeft de staatssecretaris eiseres laten weten dat de door haar ingebrachte documenten door Bureau Documenten vals zijn bevonden. De staatssecretaris heeft eiseres daarna in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven op de bevindingen van het Bureau Documenten en tevens een herstelverzuim geboden om op uiterlijk 17 augustus 2022 documenten op te sturen ter onderbouwing van de identiteit van de kinderen en de feitelijke gezinsband. Eiseres heeft een zienswijze ingediend, maar geen nadere stukken ingebracht. De staatssecretaris heeft de aanvraag daarna afgewezen omdat de identiteit van haar kinderen en de gezinsband tussen eiseres en haar kinderen niet aannemelijk zijn gemaakt.
2. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag en heeft daarbij nieuwe documenten overlegd om de identiteit van haar kinderen en de gezinsband aannemelijk te maken. Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het bezwaar gegrond verklaard en aan de kinderen van eiseres een machtiging tot voorlopig verblijf en een afgeleide verblijfsvergunning verleend. De staatssecretaris heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar afgewezen, omdat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld.

Gronden van het beroep

3. Eiseres is van mening dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geweigerd de kosten van het DNA-onderzoek te vergoeden. Zowel in de aanvraagfase als in de bezwaarfase heeft de procedure te lang geduurd en vanwege het belang van haar minderjarige kinderen heeft eiseres een DNA-onderzoek laten verrichten en daarbij terecht niet gewacht op de staatssecretaris. Verder heeft de staatssecretaris ten onrechte de proceskosten in bezwaar niet vergoed. De staatssecretaris heeft het primaire besluit genomen zonder verdere informatie af te wachten, omdat er een ingebrekestelling ingediend was en een beroep niet tijdig liep. Dat eiseres pas in bezwaar nieuwe bewijzen heeft overlegd, kan eiseres daarom niet worden toegerekend. De staatssecretaris heeft de bevoegdheid een besluit te nemen onzorgvuldig gebruikt en op grond van een andere bevoegdheid dan waar die voor is bedoeld. Subsidiair heeft eiseres de rechtbank (ter zitting) verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot het vergoeden van de kosten op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank stelt vast dat eiseres binnen de termijn van het herstelverzuim geen aanvullende stukken heeft overlegd om de identiteit van de kinderen en hun gezinsband aannemelijk te maken. Eiseres had de staatssecretaris verzocht om uitstel te verlenen. De staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen, omdat er bij de rechtbank een beroep niet tijdig was ingediend. Pas tijdens het bezwaar heeft eiseres nieuwe stukken, bestaande uit onder andere nieuwe geboorteaktes, overlegd. Deze nieuwe stukken hebben ertoe geleid dat de staatssecretaris bezwaar gegrond heeft verklaard.
5. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het haar niet kan worden toegerekend dat zij pas in bezwaar nieuwe stukken heeft overlegd. Eiseres heeft tijdens de aanvraagprocedure beroep bij de rechtbankingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris. Een dergelijk beroep heeft als doel om het bestuursorgaan aan te sporen een beslissing te nemen. Hangende een beroep niet tijdig om uitstel vragen is tegenstrijdig met dit doel. De staatssecretaris heeft het verzoek om uitstel daarom mogen afwijzen.
6. Uit het voorgaande volgt dat het primaire besluit niet is herroepen vanwege een aan de staatssecretaris te wijten onrechtmatigheid. De staatssecretaris heeft daarom het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar mogen afwijzen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is de staatssecretaris ook niet gehouden de kosten van het DNA-onderzoek te vergoeden. Uit het beleid van de staatssecretaris (zoals vastgelegd in de Werkinstructie 2022/7) blijkt dat de staatssecretaris bij een door de vreemdeling geïnitieerd DNA-onderzoek beoordeelt of het DNA-onderzoek was
aangewezen gelet op de aannemelijkheid van de identiteit van de ouder(s) en de integrale beoordeling. Uit het voorgaande is gebleken dat de staatssecretaris de aanvraag na bezwaar heeft ingewilligd aan de hand van de nieuwe documenten. Hieruit blijkt dat het DNA- onderzoek niet was aangewezen.
8. Het (niet nader onderbouwde) verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Awb is pas ter zitting aangevoerd. Dit is te laat en daarmee in strijd met de goede procesorde. De rechtbank zal zich daarom niet nader uitlaten over dit verzoek.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 april 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.