ECLI:NL:RBDHA:2024:5197
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding en DNA-onderzoek in nareisaanvraag voor minderjarige kinderen
In deze zaak heeft eiseres op 2 september 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar twee minderjarige kinderen op basis van nareis. Na een afwijzing van de aanvraag door de staatssecretaris op 23 augustus 2022, heeft eiseres op 12 juli 2022 beroep ingesteld omdat er niet tijdig op haar aanvraag was beslist. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen omdat de identiteit van de kinderen en de gezinsband niet aannemelijk waren gemaakt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en nieuwe documenten overgelegd, waarna de staatssecretaris het bezwaar gegrond verklaarde en de kinderen een machtiging tot voorlopig verblijf verleende, maar het verzoek om proceskostenvergoeding afwees.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van de proceskostenvergoeding en verzocht om vergoeding van de kosten van een DNA-onderzoek. De rechtbank heeft op 29 februari 2024 de zaak behandeld. Eiseres betoogde dat de staatssecretaris onterecht de kosten van het DNA-onderzoek niet vergoedde en dat de procedure te lang had geduurd. De rechtbank oordeelde dat eiseres binnen de hersteltermijn geen aanvullende stukken had overgelegd en dat de staatssecretaris het verzoek om uitstel terecht had afgewezen. De rechtbank concludeerde dat het primaire besluit niet was herroepen vanwege een aan de staatssecretaris te wijten onrechtmatigheid en dat de kosten van het DNA-onderzoek niet vergoed hoefden te worden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd gedaan door rechter C.M. Dijksterhuis en bekendgemaakt op 9 april 2024.