ECLI:NL:RBDHA:2024:5267
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens fiscale schade na nabetaling WW-uitkering
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig werknemer van Deurwaarderskantoor [bedrijfsnaam] B.V., en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat was afgewezen door verweerder. Eiser was op 18 mei 2015 op staande voet ontslagen en had vervolgens een WW-uitkering aangevraagd, die hem pas na een lange juridische strijd werd toegekend. Eiser claimde dat hij fiscale schade had geleden door de nabetalingen die in 2019 aan hem waren gedaan, en verzocht om schadevergoeding voor deze schade.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen gronden had aangevoerd tegen de afwijzing van de verzoeken om vergoeding van renteverlies en immateriële schade, en dat het beroep zich beperkte tot de door eiser geclaimde belastingschade. De rechtbank overwoog dat de schade in beginsel bestaat uit het verschil tussen de verschuldigde belasting en de belasting die eiser had moeten betalen als de uitkeringen tijdig waren uitbetaald. De door verweerder ingeschakelde belastingadviseur concludeerde dat eiser geen fiscale schade had geleden, en de rechtbank heeft geen reden gevonden om aan deze conclusie te twijfelen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedures bij het indienen van schadeclaims en de noodzaak om de belastingdienst te benaderen voor fiscale schadeclaims.