ECLI:NL:RBDHA:2024:5286
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag en prematuriteit van ingebrekestelling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 11 december 2023, waarin zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant heeft verzet ingesteld, omdat hij van mening is dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat in deze procedure dezelfde rechtsvraag aan de orde is als in de eerdere procedure. De rechtbank heeft het verzet op 13 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat de eerdere uitspraak ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de vraag of de beslistermijn rechtsgeldig is verlengd niet aan de orde is in deze procedure. De rechtbank verklaart het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek in de beroepszaak wordt hervat. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn voor asielaanvragen begint met het ondertekenen van het M35-H-formulier en niet met de afgifte van de loopbrief. De opposant heeft op 12 juli 2022 een asielaanvraag ingediend, en de beslistermijn eindigde op 12 oktober 2023. De ingebrekestelling die de opposant heeft ingediend op 9 september 2023, is prematuur en daarom niet rechtsgeldig. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van de opposant, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos en openbaar gemaakt op 9 april 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open voor zover het verzet betreft, maar wel voor het beroep.