ECLI:NL:RBDHA:2024:5340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
AWB 20/1474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan connexiteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend. Het verzoek is ingediend op 21 februari 2020, naar aanleiding van een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 31 januari 2020, waarin de aanvraag werd afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 20 mei 2022. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 18 november 2022 uitspraak gedaan in het beroep, waardoor er geen connexiteit meer bestaat tussen het verzoek om voorlopige voorziening en de beroepsprocedure. De voorzieningenrechter oordeelt dat, op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de rechtbank al uitspraak heeft gedaan op het beroep, is het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk.

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1474

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 maart 2024 in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker. Het verzoek is op 21 februari 2020 ingediend naar aanleiding van het besluit van de staatssecretaris van 31 januari 2020, waarbij eisers aanvraag voor een verblijfsvergunning voor verblijf bij [naam 2] is afgewezen.
1.1.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 januari 2020. Op dat bezwaar is beslist met het besluit van 20 mei 2022. Het bezwaar is ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen het besluit van 20 mei 2022 beroep ingesteld bij deze rechtbank [1] . Het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
1.2.
Het beroep is behandeld en op 18 november 2022 heeft de rechtbank uitspraak gedaan [2] .
1.3.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Dit wordt ook wel ‘connexiteit’ genoemd.
3. Omdat de rechtbank op 18 november 2022 uitspraak heeft gedaan op het beroep, is er geen sprake meer van een connexe bezwaar- of beroepsprocedure.
4. Het verzoek moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De voorzieningenrechter is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.zaaknummer NL22.11393.