ECLI:NL:RBDHA:2024:5340
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan connexiteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend. Het verzoek is ingediend op 21 februari 2020, naar aanleiding van een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 31 januari 2020, waarin de aanvraag werd afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 20 mei 2022. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 18 november 2022 uitspraak gedaan in het beroep, waardoor er geen connexiteit meer bestaat tussen het verzoek om voorlopige voorziening en de beroepsprocedure. De voorzieningenrechter oordeelt dat, op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de rechtbank al uitspraak heeft gedaan op het beroep, is het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.