ECLI:NL:RBDHA:2024:5353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
NL24.11133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 12 maart 2024 afgewezen, met het argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 8 april 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat Spanje niet langer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat hij bij een overdracht aan Spanje blootgesteld zou worden aan een situatie die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie. Eiser verwijst naar het AIDA rapport van 2022, waarin wordt gesproken over pushbacks en een tekort aan opvangplekken in Spanje. De rechtbank stelt echter vast dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat er geen systematische tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Spanje, en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing is.

De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als Dublinclaimant slachtoffer wordt van pushbacks en dat hij niet kan klagen bij de Spaanse autoriteiten. Eiser heeft ook niet voldaan aan de voorwaarden voor een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening, omdat hij geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangetoond die van onevenredige hardheid getuigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11133

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 maart 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2024, samen met de zaak NL24.11133, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.

Kan voor Spanje worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Eiser voert aan dat er voor Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden en dat hij bij een overdracht blootgesteld wordt aan een met artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie (het Handvest) strijdige situatie. Eiser verwijst hiervoor naar het AIDA rapport ‘2022 Update’ [2] waarin is beschreven dat er pushbacks plaatsvinden en waarin wordt gesproken over een tekort aan opvangplekken die volgens eiser leiden tot structurele tekortkomingen in de asielprocedure. Eiser is van mening dat hiermee de drempel van het arrest Jawo wordt behaald. Verder betoogt eiser dat het niet mogelijk is om over deze tekortkomingen te klagen bij de Spaanse autoriteiten.
5.1.
Het betoog van eiser slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat er voor Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft recent, in zaken die gaan over de opvangsituatie in Spanje, geoordeeld dat ten aanzien van het Spanje uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3] In deze uitspraken heeft de Afdeling overwogen dat zij zich in een uitspraak van 8 juli 2021 [4] al heeft uitgelaten over de opvangproblemen in Spanje voor Dublinclaimanten, zoals geschetst in het eerdere AIDA rapport ‘2019 Update’ en dat zij destijds heeft geoordeeld dat die niet leiden tot een systematische en structurele tekortkoming in de asielprocedure. Uit het rapport ‘2022 Update’ blijkt volgens de Afdeling dat de situatie ten opzichte van 2021 niet is gewijzigd. Dit betekent dat er nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Over de pushbacks overweegt de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als Dublinclaimant slachtoffer wordt van pushbacks die vooral bij de Spaans-Marokkaanse grens en op de Canarische eilanden plaatsvinden, zo blijkt uit het AIDA rapport ‘2022 Update’. [5] Het door eiser aangehaalde rapport van Amnesty International uit 2022 [6] laat geen ander beeld zien. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure. Anders dan eiser betoogt mag er bovendien van hem verwacht worden dat hij bij de Spaanse autoriteiten klaagt als de asielprocedure gebreken vertoont. Uit het enkele feit dat de Dublinclaimanten problemen kunnen hebben om toegang te krijgen tot de opvangvoorzieningen in Spanje, volgt niet dat eiser niet kan klagen bij de Spaanse autoriteiten. Hiervoor is immers toegang tot de opvang niet zonder meer vereist.
Had de staatssecretaris op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvraag van eiseres aan zich moeten trekken?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag vrijwillig in behandeling had moeten nemen. Hij legt hier dezelfde argumenten aan ten grondslag als aan de beroepsgrond over het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Alleen daarom slaagt een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening al niet. Voor een geslaagd beroep op dit artikel moet eiser bijzondere, individuele omstandigheden naar voren brengen die van een onevenredige hardheid getuigen. Eiser is hier niet in geslaagd.
Heeft Spanje middels het claimakkoord gegarandeerd de asielaanvraag in behandeling te nemen?
7. Eiser heeft op zitting de beroepsgrond dat het claimakkoord geen garantie is dat Spanje de asielaanvraag in behandeling zal nemen laten vallen. Daarom zal de rechtbank deze beroepsgrond niet meer bespreken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Asylum Information Database (AIDA) Country Report: Spain 2022, p. 21-25 en 64-65.
3.AbRvS 24 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2822 en 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3116.
5.De rechtbank verwijst in dit kader naar het Asylum Information Database (AIDA) Country Report: Spain 2022, p. 12 en 34.
6.Amnesty International, Spain 2022.