ECLI:NL:RBDHA:2024:5357
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.L.M. Steinebach - de Wit
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 11 maart 2024 afgewezen, met het argument dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening, op 28 maart 2024 behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft toegepast en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Polen in strijd met zijn verdragsrechten zal worden behandeld. Eiser heeft geen specifieke informatie over zijn situatie ingediend die zou aantonen dat hij risico loopt op onrechtmatige bewaring of pushbacks. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet verplicht was om de aanvraag onverplicht aan zich te trekken op basis van de medische omstandigheden van eiser, aangezien deze niet voldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.