ECLI:NL:RBDHA:2024:5357

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
NL24.10613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 11 maart 2024 afgewezen, met het argument dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening, op 28 maart 2024 behandeld.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft toegepast en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Polen in strijd met zijn verdragsrechten zal worden behandeld. Eiser heeft geen specifieke informatie over zijn situatie ingediend die zou aantonen dat hij risico loopt op onrechtmatige bewaring of pushbacks. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet verplicht was om de aanvraag onverplicht aan zich te trekken op basis van de medische omstandigheden van eiser, aangezien deze niet voldoende zijn onderbouwd.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10613

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 maart 2024 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening hangende dit beroep, [1] op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om overname gedaan. Polen heeft dit verzoek aanvaard.

Mag de staatssecretaris voor Polen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Polen ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser wijst erop dat Polen zich niet houdt aan zijn verdragsverplichtingen door onder meer pushbacks uit te voeren, asielzoekers niet toe te laten tot de asielprocedure en vreemdelingen in vreemdelingenbewaring te plaatsen. [3] Daarnaast bestaat het risico dat Polen eiser, als zijn asielaanvraag al inhoudelijk in behandeling wordt genomen, naar Tadzjikistan wordt uitgezet. Volgens eiser blijkt uit recente rechtspraak van het Hof van Justitie dat op de staatssecretaris de plicht rust om (ambtshalve) te onderzoeken of eiser bij terugkeer naar Polen een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM te wachten staat en om, zo nodig, individuele garanties bij de Poolse autoriteiten te vragen. [4] De staatssecretaris heeft ten onrechte geen uitvoering gegeven aan deze onderzoeksplicht en geen garanties bij de Poolse autoriteiten gevraagd.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij voor Polen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit het arrest van het Hof waar eiser naar verwijst volgt dat het in de eerste plaats aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat een andere lidstaat zich niet houdt aan zijn verdragsverplichtingen en dat de onderzoeksplicht van de staatssecretaris daarover, anders dan eiser stelt, niet verder gaat dan het beoordelen en onderzoeken van de informatie die eiser aan de staatssecretaris heeft verstrekt. [5] Daarnaast is voor de beantwoording van deze vraag bepalend of aannemelijk is dat de andere lidstaat zich jegens deze specifieke vreemdeling niet aan de verdragsverplichtingen zal houden. Verdragsschendingen tegenover andere (groepen) vreemdelingen zijn niet van belang. [6] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Polen zelf het slachtoffer zal worden van pushbacks of een onrechtmatige bewaring. Eiser heeft geen informatie ingebracht die ziet op zijn situatie, namelijk de situatie waarin eiser gecontroleerd in het kader van de Dublinverordening aan Polen wordt overgedragen. Het arrest van het Hof waar eiser naar verwijst gaat niet over die situatie, maar over derdelanders die Polen op illegale wijze binnenkomen. Dat andere derdelanders in Polen (mogelijk) te maken krijgen met pushbacks of onrechtmatige bewaring is, zoals hiervoor overwogen, voor eiser niet van belang. Uit de informatie die eiser heeft ingebracht blijkt daarnaast dat Dublinclaimanten in sommige gevallen in bewaring worden geplaatst, maar het is niet gebleken dat die bewaring onrechtmatig is. Verder hebben de autoriteiten van Polen door middel van het claimakkoord gegarandeerd een verzoek om internationale bescherming van eiser in behandeling te zullen nemen. Het is daarmee voldoende aannemelijk dat eiser tot de Poolse asielprocedure zal worden toegelaten. Het risico op indirect refoulement dat eiser in het kader van deze asielprocedure stelt te lopen, ziet op een verschil in beschermingsbeleid. Uit jurisprudentie van het Hof blijkt dat een verschil in beschermingsbeleid niet mag worden betrokken bij de vraag of voor een andere lidstaat mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [7] Voor zover eiser meent dat Polen zich niet houdt aan de Europese regelgeving, werpt de staatssecretaris terecht tegen dat eiser hierover kan klagen bij de Poolse autoriteiten. Het is niet gebleken dat voor eiser deze mogelijkheid niet bestaat.
Komt eiser door overdracht aan Polen terecht in een situatie als bedoeld in het arrest C.K.?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft aangenomen dat door overdracht aan Polen geen situatie als bedoeld in het arrest C.K. zal ontstaan. [8] Eiser heeft in het aanmeldgehoor en in de zienswijze gemeld dat hij op 12 maart 2024 een oogoperatie heeft ondergaan. In beroep heeft eiser ook een afschrift overlegd van de gemaakte afspraak bij het [ziekenhuis].
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat door overdracht aan Polen geen situatie als bedoeld in het arrest C.K. zal ontstaan. Eiser heeft niet toegelicht waarom hij als gevolg van de problemen met zijn oog niet kan worden overgedragen aan Polen. Hij heeft in beroep medische stukken ingediend, maar uit deze stukken niet gebleken dat eiser een ernstige mentale of lichamelijke aandoening heeft, waarbij in het geval van een overdracht aan Polen een reëel en bewezen risico zou bestaan op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van eisers gezondheidstoestand.
Had de staatssecretaris de aanvraag onverplicht aan zich moeten trekken?
7. Voor zover eiser betoogt dat de staatssecretaris in de hierboven genoemde medische omstandigheden aanleiding had moeten zien om de aanvraag onverplicht aan zich trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, slaagt dat betoog niet. Zoals eerder overwogen heeft eiser niet met stukken aangetoond waarom hij als gevolg van zijn medische problemen niet aan Polen kan worden overgedragen. De staatssecretaris heeft daarom in hetgeen wat door eiser is aangevoerd geen bijzondere, individuele omstandigheden hoeven zien die maken dat de overdracht van eiser van onevenredige hardheid getuigt. [9]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL24.10614.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Eiser wijst op de brief “Veelgestelde Vragen – Dublinterugkeerders Polen” van VluchtelingenWerk Nederland van juli 2023, waarin wordt verwezen naar het AIDA-rapport over Polen over 2022 (gepubliceerd in mei 2023) en een rapport van de Helsinki Foundation for Human Rights.
4.Eiser wijst op HvJEU 29 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:195, i.h.b. r.o. 63-64, 66, 72 en 77-78.
5.HvJEU 29 februari 2024, ECLI:NL:EU:C:2024:195, r.o. 72.
6.HvJEU 29 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:195, r.o. 64.
7.HvJEU 30 november 2023, ECLI:EU:C:2023:934.
8.HvJEU 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127 (
9.Dat volgt uit paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.