ECLI:NL:RBDHA:2024:5417
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere uitspraak
In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 april 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had eerder, op 7 juni 2023, een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris was afgewezen als ongegrond. Tegen deze afwijzing heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft besloten dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.
Op 8 december 2023 heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Echter, gezien de uitkomst van de bodemzaak, heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en zijn toegekend voor de rechtsbijstand verleend door een derde.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.