ECLI:NL:RBDHA:2024:5439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
NL23.653
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een terugkeerbesluit in het bestuursrecht met betrekking tot verblijfsrecht en hoorplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres, die niet aanwezig was op de zitting, had eerder een terugkeerbesluit ontvangen waarin haar werd meegedeeld dat zij het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken moest verlaten. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiseres, die onder andere aanvoert dat zij niet voorafgaand aan het besluit is gehoord, in strijd met artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris wel degelijk aan de hoorplicht heeft voldaan, aangezien er een proces-verbaal van gehoor aanwezig is waarin eiseres is geïnformeerd over het terugkeerbesluit en haar persoonlijke omstandigheden zijn besproken.

Daarnaast betoogt eiseres dat zij recht heeft op verblijf in Spanje, maar de rechtbank volgt haar hierin niet. Eiseres heeft verklaard dat haar eerdere verblijfsaanvraag in Spanje is verlopen en dat zij momenteel geen verblijfsrecht heeft in een EU-land. De staatssecretaris heeft navraag gedaan bij de Spaanse autoriteiten, die bevestigden dat eiseres niet bekend is in Spanje. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor het verlenen van een vertrektermijn en dat de staatssecretaris terecht het terugkeerbesluit heeft opgelegd.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en het terugkeerbesluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.653

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 5 januari 2023, waarin de staatssecretaris aan haar heeft meegedeeld dat zij het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken moet verlaten. Deze mededeling geldt als terugkeerbesluit. [1] De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris aan eiseres een terugkeerbesluit mocht opleggen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Had de staatssecretaris eiseres voorafgaand aan het nemen van het besluit moeten horen?
4. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris haar, in strijd met artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ten onrechte niet voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit heeft gehoord. De bedenkingen en de zienswijze van eiseres tegen het terugkeerbesluit zijn daarom niet in de besluitvorming betrokken.
4.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris heeft uitvoering gegeven aan de hoorplicht voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit. In het digitale procesdossier bevindt zich immers een proces-verbaal van gehoor zoals dat op 5 januari 2023, voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit, heeft plaatsgevonden. Tijdens dit gehoor is expliciet aan eiseres voorgehouden dat de medewerker van de Koninklijke Marechaussee aan haar een terugkeerbesluit wilde opleggen. Tijdens het gehoor is gevraagd naar persoonlijke omstandigheden, waarop eiseres antwoord heeft gegeven. In het terugkeerbesluit staat verder dat eiseres met betrekking tot dit besluit een zienswijze kenbaar heeft kunnen maken, maar dat door eiseres tijdens het gehoor geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd. Eiseres heeft die motivering als zodanig niet betwist. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de staatssecretaris bij de besluitvorming heeft betrokken wat eiser tijdens het gehoor heeft verklaard.
Mocht de staatssecretaris, gelet op het Spaanse verblijfsrecht van eiseres, een terugkeerbesluit opleggen?
5. Eiseres stelt dat de staatssecretaris haar ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd, omdat zij staat ingeschreven in Spanje en toestemming heeft om in Spanje te verblijven. [2] Ter onderbouwing heeft eiseres een foto van twee Spaans documenten overgelegd. Dit Spaanse verblijfsrecht was de staatssecretaris bekend op het moment dat het terugkeerbesluit werd opgelegd. Voor het geven van een vertrektermijn bestond dan ook geen grond.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij een verblijfsrecht in Spanje heeft. Eiseres heeft tijdens het gehoor namelijk verklaard dat haar eerdere “aanvraag” in Spanje is verlopen en dat zij momenteel geen verblijfsrecht heeft in een land van de Europese Unie. Daarnaast is namens de staatssecretaris voorafgaand aan het terugkeerbesluit navraag gedaan naar een mogelijk verblijfsrecht in Spanje bij de Spaanse autoriteiten via het Gemeenschappelijk Grens Coördinatiecentrum (GGC). Volgens de Spaanse autoriteiten is eiseres niet bekend in Spanje. Er is in Spanje wel een persoon met dezelfde naam geregistreerd maar deze persoon is tien jaar ouder dan eiseres. Ook als eiseres deze persoon is, dan heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat deze persoon geen verblijfsrecht in Spanje heeft. Bij deze persoon staat immers ‘sin residencia’ vermeld. Uit de door eiseres overgelegde foto van een Spaans document valt verder niet af te leiden dat haar wel een verblijfsrecht in Spanje is toegekend. De documenten zijn niet leesbaar en bovendien niet vertaald. Enkel uit de (leesbare) titels ‘Recibo de presentación en oficina de registro’ en ‘Padron municipal de habitantes’ valt niet af te leiden dat eiseres een verblijfsrecht in Spanje heeft.
Had de staatssecretaris in de medische omstandigheden van eiseres moeten afzien van het opleggen van een terugkeerbesluit?
6. Het betoog van eiseres dat de staatssecretaris, gelet op de medische omstandigheden van eiseres, had moeten afzien van het opleggen van een terugkeerbesluit slaagt niet. Eiseres heeft niet voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit met documenten onderbouwd dat zij medische klachten heeft en hiervoor onder behandeling staat.
Had de staatssecretaris in het kader van de medische omstandigheden van eiseres moeten onderzoeken of een uitzetting naar Colombia leidt tot een risico op refoulement?
7. Het betoog van eiseres dat de staatssecretaris gelet op haar medische omstandigheden had moeten onderzoeken of een uitzetting naar Colombia leidt tot een risico op refoulement slaagt niet. Eiseres heeft niet voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit of tijdens het gehoor aangevoerd of verklaard dat sprake is van een risico op gevaar bij een terugkeer naar Colombia, terwijl zij hiertoe wel de gelegenheid heeft gehad. Er was voor de staatssecretaris dan ook geen aanleiding om een risico op refoulement te beoordelen. Eiseres heeft ook niet onderbouwd dat de rechtbank dit ambtshalve zou moeten toetsen. De beroepsgrond ontbeert dan ook een feitelijke grondslag.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het terugkeerbesluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding in haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 62a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Eiseres wijst in dit verband op artikel 6, vijfde lid, van de Terugkeerrichtlijn.