ECLI:NL:RBDHA:2024:5472
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij dochter in Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, een Belarussische nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend om bij haar dochter en kleinkinderen in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres uitviel.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in eerdere besluiten onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke banden tussen eiseres en haar kleinkinderen. In een eerdere uitspraak van 25 april 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangenafweging niet goed was gemotiveerd. De staatssecretaris heeft vervolgens een nieuw besluit genomen, maar de rechtbank concludeert dat de belangenafweging nog steeds in het nadeel van eiseres uitvalt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de objectieve belemmeringen en de economische situatie van het gezin onvoldoende heeft gewogen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- en het griffierecht van € 184,- wordt vergoed. De rechtbank benadrukt dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres uitvalt, ondanks de erkenning van de persoonlijke banden met haar kleinkinderen.