ECLI:NL:RBDHA:2024:5565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
NL24.9484
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan geloofwaardigheid van het relaas

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft op 6 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 1 maart 2024 door verweerder is afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 4 april 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde afwezig waren, terwijl verweerder vertegenwoordigd was.

Eiser stelt dat hij bedreigd wordt door zijn ooms, een conflict dat is ontstaan na de dood van zijn grootvader en de daaropvolgende erfenisverdeling. Hij heeft in 2021 Algerije verlaten en is via Spanje, Portugal en Frankrijk naar Nederland gereisd. Verweerder heeft echter de geloofwaardigheid van eisers relaas in twijfel getrokken, met name omdat eiser geen ondersteunende documenten heeft overgelegd en zijn verklaringen vaag zijn. Verweerder concludeert dat het eerste element van eisers asielrelaas geloofwaardig is, maar het tweede element, de problemen met zijn familie, niet.

De rechtbank oordeelt dat verweerder niet onterecht heeft gehandeld door de asielaanvraag af te wijzen. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd hoe het conflict met zijn oom is geëscaleerd en heeft geen bewijsstukken overgelegd die zijn relaas ondersteunen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9484

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. L.S.T.H. Ruijters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Verheugd).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 6 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 1 maart 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser was met voorafgaande kennisgeving afwezig. Eiser was zonder voorafgaande kennisgeving afwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1983. Eiser heeft in 2021 Algerije verlaten. Hij is illegaal naar Spanje gereisd en via Portugal en Frankrijk naar Nederland gereisd. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser wordt bedreigd door zijn ooms. Het conflict is begonnen toen eisers opa overleed en zijn vader en ooms de erfenis moesten verdelen. Eiser vreest vooral voor zijn oudste oom en diens kinderen. Vijf van hen wonen in Europa en eiser wordt ook door hen bedreigd. De oudste oom beweert dat eisers vader schulden bij hem zou hebben. Hij heeft eisers vader ook gedaagd voor een Algerijnse rechtbank. Deze zaak heeft de vader van eiser gewonnen. Na het overlijden van eisers vader zijn de bedreigingen erger geworden. Eiser heeft aangifte gedaan bij de politie, maar daar is niets mee gedaan. Verder heeft eiser het ouderlijk huis verkocht. Zijn broertje regelde de verkoop. De oudste oom heeft toen de opbrengst van het huis geëist. Daardoor namen de bedreigingen ook toe.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst en 2) Problemen met familie.
3.1.
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht en het tweede element niet geloofwaardig geacht. Verweerder legt daaraan ten grondslag dat eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn relaas ondersteunen. Verder heeft eiser vaag verklaard over het conflict tussen hem en zijn oom. Daarnaast ligt het volgens verweerder voor de hand dat de broer van eiser ook problemen zou hebben. Tot slot heeft eiser geen aangifte gedaan tegen de familieleden die hem in Europa bedreigd hebben. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn relaas ten onrechte niet geloofwaardig is geacht. Volgens eiser heeft hij gedetailleerd verklaard. Verder is hij bezig om documenten te verkrijgen om zijn relaas te onderbouwen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte de asielaanvraag afgewezen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder naar bladzijde 4 van het bestreden besluit verwezen, waarin verweerder stelt dat eiser niet heeft onderbouwd hoe het conflict met zijn oom escaleerde in 2021. Dit conflict was namelijk al gaande vanaf 2012 en eiser heeft verklaard dat de verdere escalatie in 2021 voor hem de reden was Algerije te verlaten. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Eiser heeft niet aangegeven, laat staan onderbouwd, op welke punten hij gedetailleerd heeft verklaard. De enkele stelling van eiser dat hij dit heeft gedaan is onvoldoende om daar anders over te oordelen. Verder ziet de rechtbank ook in eisers pogingen om nadere stukken te verkrijgen geen reden om anders te oordelen, temeer nu onduidelijk blijft welke documenten eiser precies probeert te verkrijgen en hoe deze documenten zijn asielrelaas zouden kunnen ondersteunen. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep uiteindelijk ook geen stukken heeft overgelegd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen als ongegrond.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.