ECLI:NL:RBDHA:2024:5576
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een Syrische verzoeker tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had op 8 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 29 november 2021. De Staatssecretaris heeft op 20 februari 2024 een inwilligend besluit genomen, waarna de verzoeker op 12 maart 2024 het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, omdat de ingebrekestelling prematuur was ingediend. De wettelijke beslistermijn was ten tijde van de ingebrekestelling nog niet verstreken.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door rechter A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.