ECLI:NL:RBDHA:2024:5636
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak heeft eiser op 21 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, specifiek voor het verblijfsdoel 'arbeid als zelfstandige'. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 2 juni 2022 besloten deze aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft hiertegen op 21 juni 2022 bezwaar aangetekend en op 22 juni 2022 verzocht om een voorlopige voorziening. Het bezwaar is echter bij besluit van 2 augustus 2022 niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft in deze uitspraak het beroep van eiser tegen het bestreden besluit beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank heeft eiser in een eerdere brief verzocht om binnen vier weken de gronden van het beroep aan te geven, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor is er geen verontschuldiging voor het verzuim gebleken.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Het beroep is niet inhoudelijk beoordeeld, en het bestreden besluit blijft in stand. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en is openbaar gemaakt op 10 april 2024.