ECLI:NL:RBDHA:2024:5636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
AWB 22/5280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft eiser op 21 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, specifiek voor het verblijfsdoel 'arbeid als zelfstandige'. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 2 juni 2022 besloten deze aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft hiertegen op 21 juni 2022 bezwaar aangetekend en op 22 juni 2022 verzocht om een voorlopige voorziening. Het bezwaar is echter bij besluit van 2 augustus 2022 niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft in deze uitspraak het beroep van eiser tegen het bestreden besluit beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank heeft eiser in een eerdere brief verzocht om binnen vier weken de gronden van het beroep aan te geven, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor is er geen verontschuldiging voor het verzuim gebleken.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Het beroep is niet inhoudelijk beoordeeld, en het bestreden besluit blijft in stand. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en is openbaar gemaakt op 10 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/5280

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [v-nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. Eiser heeft op 21 april 2022 een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), ingediend. Verweerder heeft op 2 juni 2022 besloten de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel ‘arbeid als zelfstandige’ niet in behandeling te nemen.
2. Eiser heeft op 21 juni 2022 een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft de eiser op 22 juni 2022 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. Verweerder heeft bij besluit van 2 augustus 2022 (het bestreden besluit) het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
4. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 2 augustus 2022.
5. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
7. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [1] Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Heeft eiser de gronden tijdig vermeld?
8. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser in haar brief van 30 augustus 2022 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Eiser heeft de beroepsgronden dus niet tijdig vermeld.
Is het niet tijdig vermelden van de gronden verontschuldigbaar?
9. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, op 10 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.