ECLI:NL:RBDHA:2024:5639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
Awb 22/5638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van een aanvraag om een verblijfsvergunning

In deze zaak heeft eiser op 4 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 30 juni 2022 besloten deze aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft hierop op 14 juli 2022 een bezwaarschrift ingediend en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, bij besluit van 24 augustus 2022 heeft de staatssecretaris het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen gronden voor bezwaar had ingediend binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft in deze uitspraak het beroep van eiser tegen het bestreden besluit beoordeeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat uit de gronden van beroep niet blijkt dat eiser in bezwaar gronden heeft ingediend. De enkele stelling van eiser dat hij alle juiste gegevens heeft ingebracht, is niet voldoende om het bezwaar inhoudelijk te beoordelen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, op 10 april 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/5638

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [v-nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. Eiser heeft op 4 mei 2022 een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft op 30 juni 2022 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
2. Eiser heeft op 14 juli 2022 een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. Bij besluit van 24 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
4. In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eiser tegen het bestreden besluit.
5. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen gronden voor bezwaar heeft toegestuurd binnen de daarvoor gestelde termijn. Het bezwaar van eiser is daarom niet inhoudelijk beoordeeld.
7. Eiser voert in het beroepschrift aan dat hij alle juiste gegevens in bezwaar heeft ingebracht. Ook voert eiser aan dat zijn aanvraag een redelijke kans van slagen heeft, omdat er volgens het Turkse Associatieverdrag geen puntensysteem voor Turkse onderdanen geldt.
8. De rechtbank komt tot het oordeel dat uit de gronden van beroep niet blijkt dat eiser in bezwaar gronden heeft ingediend. De enkele stelling van eiser dat hij in bezwaar alle juiste gegevens heeft ingebracht is hiervoor niet voldoende. Gelet hierop is het beroep kennelijk ongegrond.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, op 10 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.