ECLI:NL:RBDHA:2024:5640

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
AWB 22/4436
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg op 30 juni 2022 te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 24 augustus 2022 heeft de staatssecretaris op het bezwaar beslist, waarna verzoeker op 14 september 2022 beroep heeft ingesteld.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter oordeelde dat er geen bezwaar meer aanhangig was, omdat de staatssecretaris al op het bezwaar had beslist. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter, zoals vermeld in artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen. Dit betekent dat de rechter het verzoek niet inhoudelijk heeft beoordeeld en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/4436

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. Bij besluit van 30 juni 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
2. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. Bij besluit van 24 augustus 2022 heeft verweerder op het bezwaar beslist. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld op 14 september 2022.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
5. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk als er ook een bezwaar (of beroep) aanhangig is.
6. Aangezien verweerder al op het bezwaar heeft beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb wordt het verzoek om voorlopige voorziening gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter.
7. De rechtbank heeft vandaag uitspraak gedaan op het beroep in de zaak met nummer AWB 22/5638. Het verzoek wordt om die reden als kennelijk ongegrond afgewezen.

Conclusie en gevolgen

Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, op 10 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.