ECLI:NL:RBDHA:2024:5650
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 29 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 november 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 8 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag op 29 mei 2023 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 29 november 2023 eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 is de beslistermijn met negen maanden verlengd voor asielaanvragen ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een situatie die een verlenging van de beslistermijn rechtvaardigt. Hierdoor is de ingebrekestelling van 30 november 2023 prematuur ingediend, en voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.