ECLI:NL:RBDHA:2024:5661

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
SGR 23/7910
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Woo-verzoek gegrond verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2024, wordt het beroep van Moblis B.V. tegen het niet tijdig beslissen van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) gegrond verklaard. Eiseres had op 11 april 2023 verzocht om openbaarmaking van een rapport van Deloitte uit 2018, maar verweerder had nog niet volledig beslist over de openbaarmaking, ondanks dat de gemeenteraad op 9 november 2023 de geheimhouding had opgeheven. Eiseres had eerder al een beroep ingesteld dat gegrond was verklaard, waarbij verweerder was opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen. Eiseres stelde dat er nog steeds niet volledig op haar verzoek was beslist, wat verweerder betwistte door te stellen dat de concepten van het rapport al openbaar waren gemaakt.

De rechtbank oordeelt dat verweerder met het besluit van 24 oktober 2023 nog niet volledig op het Woo-verzoek heeft beslist. De beslistermijn is ruimschoots overschreden en de rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een volledig besluit moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 875,-, en draagt verweerder op het griffierecht van € 365,- te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7910

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2024 in de zaak tussen

Moblis B.V., uit Apeldoorn, eiseres

(gemachtigde: mr. A. Danopoulos),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.W. Logtenberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van 23 november 2023 van eiseres tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op haar verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Bij uitspraak van 27 september 2023 heeft deze rechtbank een eerder beroep van eiseres wegens het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk twee weken na verzending van die uitspraak een volledig besluit te nemen op het Woo-verzoek. [1]
1.2.
Op 23 november 2023 heeft eiseres wederom beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebbend deelgenomen: Eiseres, vertegenwoordigd door [naam] , haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft verweerder op 11 april 2023 verzocht om openbaarmaking van een rapport van 2018 opgesteld door Deloitte inzake het Bouwproject ondergrondse fietsenstalling Koningin Julianaplein (hierna: het rapport)
,en andere documenten die daarop betrekking hebben. Ten aanzien van het rapport was geheimhouding opgelegd zodat het verzoek tevens ziet op de ontheffing van die geheimhouding. [2] Verweerder heeft bij besluit van 24 oktober 2023 besloten de documenten die betrekking hebben op het rapport gedeeltelijk te openbaren. Wat betreft het rapport zelf heeft zij laten weten dat de gemeenteraad over de opheffing van de geheimhouding gaat. De procedure daarvoor was door haar in gang gezet zodat de beslistermijn voor dat onderdeel is opgeschort. Op 9 november 2023 heeft de gemeenteraad vervolgens besloten om tot (gedeeltelijke) opheffing van de geheimhouding over te gaan. Omdat volgens eiseres door verweerder daarop aansluitend echter nog niet heeft beslist over de openbaarmaking van het rapport, is door haar wederom een beroep wegens het niet tijdig beslissen ingesteld.
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres stelt dat er nog steeds niet volledig op haar verzoek is beslist. Op 9 november 2023 is door de gemeenteraad besloten de geheimhouding op te heffen. Verweerder heeft echter nog niet beslist over de openbaarmaking van het rapport en het al dan niet weglakken van bepaalde onderdelen van het rapport.
Wat vindt verweerder?
4. Verweerder geeft aan dat eiseres feitelijk al van (de concepten van) het rapport kennis kan nemen nu dit openbaar is gemaakt in het raadinformatiesysteem. De formele besluitvorming met betrekking tot de openbaarmaking van het rapport is echter nog niet afgerond, maar is aanstaande. Dit heeft vanwege een complicerende factor enige vertraging opgelopen. Tussen partijen speelt namelijk ook een civielrechtelijke zaak waarmee grote belangen zijn gemoeid, zodat met collega’s het een en ander moest worden afgestemd wat betreft de openbaarmaking.

Het oordeel van de rechtbank

5. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en er twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. Omdat deze rechtbank in eerdere procedures wegens het niet tijdig beslissen van verweerder reeds een uitdrukkelijke termijn heeft gesteld, heeft eiseres verweerder niet wederom in gebreke hoeven te stellen. [3]
6. Het beroep is gegrond. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder met het besluit van 24 oktober 2023 nog niet volledig op het Woo-verzoek van eiseres heeft beslist. Bij besluit van 9 november 2023 is de geheimhouding van het rapport opgeheven, maar verweerder heeft nog niet beslist over de openbaarmaking daarvan. De beslistermijn om dat te doen is inmiddels dan ook ruimschoots overschreden. [4] De vraag of de opschorting in afwachting van het al dan niet opheffen van de geheimhouding door de gemeenteraad rechtvaardig was, is voor dat oordeel niet van belang. Dit kan eventueel aan de orde komen in de bezwaarprocedure tegen het besluit van 24 oktober 2023.
7. Omdat het beroep gegrond is, moet de rechtbank een termijn bepalen waarbinnen verweerder alsnog volledig op het Woo-verzoek van eiseres moet beslissen. De rechtbank sluit aan bij de standaard wettelijke beslistermijn van twee weken na het verzenden van deze uitspraak. [5] Dat er ook een civielrechtelijk geschil tussen partijen loopt is geen reden om een langere beslistermijn te rechtvaardigen. Die procedure staat los van dit bestuursrechtelijke verzoek om openbaarmaking op grond van de Woo. Daarbij komt dat verweerder zelf te kennen heeft gegeven dat het besluit over de openbaarmaking van het rapport nabij is.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van de wet, en in overeenstemming met het landelijke beleid, dat verweerder een verhoogde dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee deze beslistermijn wordt overschreden. Daarbij geldt wel een maximum van € 37.500,-. Met het oog op het verloop van de procedure wordt daarmee een sterkere prikkel afgegeven teneinde verweerder te bewegen om volledig op het verzoek van eiseres te beslissen.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een wegingsfactor van 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op om uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een volledig besluit te nemen op het Woo-verzoek;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 250,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten van € 875,-;
  • draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, van 27 september 2023, (ECLI:NL:RBDHA:2023:14020).
2.Volgens vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), van 23 november 2016, (ECLI:NL:RVS:2016:3140).
3.Uitspraak van de Afdeling, van 27 maart 2020, (ECLI:NL:RVS:2020:3156) r.o. 8.
4.Dat geldt zowel voor de beslistermijn in artikel 4.4 van de Woo, als de beslistermijn in artikel 4:14 van de Awb.
5.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.