ECLI:NL:RBDHA:2024:5665
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen bestreden besluit van het Uwv wegens termijnoverschrijding
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 april 2024, wordt het beroep van eiser I. [eiser] tegen het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) van 16 juni 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 28 juli 2022. Eiser heeft pas op 23 juni 2023 beroep ingesteld, wat buiten deze termijn valt.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig indienen van het beroepschrift niet verontschuldigbaar is. Eiser heeft aangevoerd dat hij het bestreden besluit pas op 25 mei 2023 heeft ontvangen, maar de rechtbank stelt vast dat het Uwv het besluit op de juiste wijze heeft bekendgemaakt aan eisers voormalig gemachtigde. Eiser had zich tot zijn voormalig gemachtigde moeten wenden voor informatie over het besluit. De rechtbank concludeert dat het risico van een te late indiening volledig voor rekening van eiser komt.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier S.J.W. Stort, en is openbaar uitgesproken op 22 april 2024.