ECLI:NL:RBDHA:2024:5665

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
SGR 23 _ 4729
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestreden besluit van het Uwv wegens termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 april 2024, wordt het beroep van eiser I. [eiser] tegen het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) van 16 juni 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 28 juli 2022. Eiser heeft pas op 23 juni 2023 beroep ingesteld, wat buiten deze termijn valt.

De rechtbank overweegt dat het niet tijdig indienen van het beroepschrift niet verontschuldigbaar is. Eiser heeft aangevoerd dat hij het bestreden besluit pas op 25 mei 2023 heeft ontvangen, maar de rechtbank stelt vast dat het Uwv het besluit op de juiste wijze heeft bekendgemaakt aan eisers voormalig gemachtigde. Eiser had zich tot zijn voormalig gemachtigde moeten wenden voor informatie over het besluit. De rechtbank concludeert dat het risico van een te late indiening volledig voor rekening van eiser komt.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier S.J.W. Stort, en is openbaar uitgesproken op 22 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4729

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2024 in de zaak tussen

I. [eiser], uit [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. J.P.J. van de Griend),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,het Uwv
(gemachtigde: T. Eversteijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het Uwv van 16 juni 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
2.1
Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2.2
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [3]
Is het beroep te laat ingediend?
3. Op basis van de stukken en het verweerschrift van het Uwv staat vast dat het Uwv het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 16 juni 2022 door verzending per post aan eisers voormalig gemachtigde (Adviesbureau Skandara, t.a.v. dhr./mw. mr. [naam], Postbus [postbusnummer], [postcode] [plaats]). Daarbij heeft het Uwv vermeld dat het besluit niet aan eiser is gestuurd, maar dat het Uwv ervan uitgaat dat de voormalig gemachtigde eiser informeert. Het besluit is op de juiste wijze aan eisers toenmalige gemachtigde kenbaar gemaakt. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde derhalve op 28 juli 2022.
3.1.
Eisers huidige gemachtigde heeft op 23 juni 2023 per e-mail beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
4. Eiser heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Eiser heeft het bestreden besluit, na hierover een aantal keren contact te hebben gehad met het Uwv, op 25 mei 2023 ontvangen. Het Uwv heeft eisers oude adres in het systeem staan en dit is waarschijnlijk de reden dat eiser de beslissing niet eerder heeft ontvangen.
4.1
De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding de termijnoverschrijding van het beroepschrift verschoonbaar te achten. Dat eisers oude adres in het systeem van het Uwv zou staan, acht de rechtbank niet relevant gelet op het navolgende. Niet eiser zelf, maar eisers toenmalige gemachtigde heeft destijds, op 14 januari 2022, bezwaar gemaakt en bij dat bezwaar een volmacht gevoegd. Het Uwv heeft die gemachtigde op 17 februari 2022 schriftelijk laten weten dat uiterlijk op 10 juni 2022 een beslissing op het bezwaar zou worden genomen. Die beslissing is op 16 juni 2022 aan eisers toenmalige gemachtigde gezonden. Eiser heeft niet eerder dan op 4 maart 2023 contact opgenomen met het Uwv met de vraag of hij het besluit kon krijgen en de mededeling dat zijn adres veranderd was. Eiser had zich echter tot zijn toenmalige gemachtigde moeten wenden. Het risico dat het beroep niet tijdig is ingediend komt immers volledig voor rekening van eiser.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.