ECLI:NL:RBDHA:2024:5688

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
NL24.13914 en NL24.14081
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod, alsook tegen een maatregel van bewaring. Eiser, die de Ghanese nationaliteit heeft en geen rechtmatig verblijf in Nederland, heeft tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende redenen heeft gegeven voor het uitvaardigen van het terugkeerbesluit en het inreisverbod, en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij op de juiste wijze Nederland is binnengekomen. De rechtbank oordeelt dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico op onttrekking aan het toezicht, gerechtvaardigd zijn. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er zijn mogelijkheden voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.13914 en NL24.14081

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2024 (bestreden besluit 1) heeft verweerder tegen eiser een
terugkeerbesluit uitgevaardigd, alsmede een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
Verweerder heeft op diezelfde datum aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd (bestreden besluit 2).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen het
terugkeerbesluit en inreisverbod is geregistreerd onder nummer NL24.14081. Het beroep
tegen de maatregel onder nummer NL24.13914. Dit laatste beroep moet tevens worden
aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 10 april 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Abdulla. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Ghanese nationaliteit te hebben.
Het bestreden besluit 1 (terugkeerbesluit en inreisverbod)
2. Vaststaat dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, zodat tegen hem een terugkeerbesluit moet worden uitgevaardigd. Verweerder heeft het risico op onttrekking voldoende gemotiveerd en op grond hiervan een vertrektermijn aan eiser kunnen onthouden. Ten slotte heeft verweerder niet hoeven afzien van het uitvaardigen van een inreisverbod. De enkele verklaring tijdens het gehoor dat eiser niet terug wil naar Ghana en zijn verblijf in Nederland wil regelen, maakt niet dat het inreisverbod in strijd komt met artikel 8 van het EVRM of dat anderszins sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan een inreisverbod achterwege dient te blijven. [2] Van belang is hierbij dat eiser zelf jarenlang de gelegenheid heeft gehad om een (reguliere) verblijfsvergunning aan te vragen, maar dit tot op heden heeft nagelaten. De periodes dat eiser in strafrechtelijke detentie en vreemdelingenbewaring heeft gezeten hebben daaraan niet in de weg gestaan. Het stond eiser te allen tijde vrij om een dergelijke aanvraag te doen.
3. Het beroep tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod is dan ook ongegrond.
4. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Het bestreden besluit 2 (maatregel van bewaring)
5. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;3g. in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten;
en als lichte gronden [4] vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
6. Eiser betwist in beroep enkel de zware grond 3a. Hij stelt dat hij ten tijde van zijn inreis de mogelijkheid had om te kunnen studeren in Nederland, waardoor hij op juiste wijze is binnengekomen. Eiser beschikt echter niet over een inreisstempel van het Schengengebied. Verweerder heeft hieraan het vermoeden kunnen verbinden hij niet op de voorgeschreven wijze is ingereisd. Eiser heeft niet onderbouwd dat dit wel het geval is. Verder beschikt hij niet over een paspoort. De zware grond 3a is dan ook feitelijk juist. Eiser heeft de overige gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd in beroep niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voldoende om een risico op onttrekking aan het toezicht aan te nemen.
7. Nu ook na ambtshalve toetsing de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is, is
het beroep daartegen ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding
afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep
worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier
weken na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak, voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep
worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één
week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Beoordeling op grond van artikel 11, tweede en derde lid, van Richtlijn 2008/115/EG en artikel 66a,
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.