ECLI:NL:RBDHA:2024:5689

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
C/09/660277 / JE RK 24-128
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en wijziging zorgregeling in het belang van het kind

Op 4 april 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De zaak betreft verzoeken van de William Schrikker Stichting voor Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die de ondertoezichtstelling van [kind] heeft aangevraagd. De ouders van [kind], [de man] en [de moeder], zijn betrokken bij deze procedure. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de zitting die op 20 maart 2024 heeft plaatsgevonden, waar beide ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige ondertoezichtstelling op 18 april 2024 afloopt en dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [kind]. De ouders zijn onvoldoende in staat om in het belang van [kind] afspraken te maken, vooral na de recente uitkomst van een DNA-test die heeft aangetoond dat de vader niet de biologische vader van [kind] is. Dit heeft geleid tot een verslechtering van de onderlinge verhoudingen en de noodzaak voor begeleiding in de communicatie en omgang.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen met een jaar, tot 18 april 2025, en heeft de zorgregeling gewijzigd. De nieuwe regeling houdt in dat [kind] één keer per twee weken op vrijdag van 11.00 uur tot 15.00 uur begeleid contact heeft met de vader, waarbij twee van de drie bezoeken in [plaats 5] plaatsvinden en één in [plaats 4]. Daarnaast zal [kind] één keer per week via videobellen contact hebben met de vader. De ouders zijn overeengekomen dat de moeder wekelijks een e-mail stuurt met informatie over [kind]. De kinderrechter heeft de regeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Rekestnummer: JE RK 24-128, JE RK 24-474
Zaaknummer: C/09/660277, C/09/663094
Datum beschikking: 4 april 2024

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling, wijziging zorgregeling (ex artikel 1:265g BW)

Beschikking op de op 24 januari 2024 en 15 maart 2024 ingekomen verzoeken van:

William Schrikker Stichting voor Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,

de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[kind] , geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

de vader,
wonende in [de man] ,
advocaat: mr. J.E.A. Hendrix in Geleen.

[de moeder] ,

de moeder,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. G.D. Haytink te Voorburg.

Het procesverloop

In de procedure tot wijzigen van de zorgregeling ex artikel 1:265g BW:
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift.
In de procedure tot verlenging van de ondertoezichtstelling:
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift.
Op 20 maart 2024 2024 heeft ter zitting van deze rechtbank een
gecombineerde behandelingplaatsgevonden van zowel de onderhavig verzoeken als het aangehouden verzoek van de vader tot vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (C/09/632697 / FA RK 22-4756). Op dit laatste verzoek zal bij afzonderlijke beschikking worden beslist op 17 april 2024.
Op de zitting zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam 3] en [naam 4] , begeleiders van de moeder van [naam 5] .

Feiten

  • De ouders hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van:
  • [kind] , geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats] .
  • Blijkens de aantekening van 28 december 2021 in het gezagsregister oefenen de ouders het gezamenlijk gezag over [kind] uit.
  • [kind] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • Bij beschikking van 20 september 2022 van deze rechtbank (in de procedure met zaaknummer C/09/632697 / FA RK 22-4756) is een voorlopige zorgregeling bepaald, waarbij [kind] contact heeft met de vader:
  • drie van de vier weekenden in de maand op een zaterdag of zondag van 11.00 uur tot 15.00 uur in [plaats 1] , [plaats 2] of [plaats 3] , waarbij vanuit beide kanten één grootouder aanwezig mag zijn bij het contactmoment en de ouders doordeweeks onderling de exacte locatie zullen afstemmen;
  • Bij beschikking van 18 april 2023 is [kind] onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting voor Jeugdbescherming & Jeugdreclassering voor de duur van één jaar (te weten: tot 18 april 2024).

Verzoek en verweer

In de procedure tot wijzigen van de zorgregeling ex artikel 1:265g BW:
Naar de kinderrechter begrijpt verzoekt de gecertificeerde instelling – na mondelinge wijziging – op grond van artikel 1:265g lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen in die zin dat:
  • [kind] één keer per twee weken op vrijdag van 11.00 uur tot 15.00 uur begeleid contact heeft met de vader, waarbij twee van de drie bezoeken in [plaats 5] plaatsvinden en één in [plaats 4] ;
  • [kind] één keer per week op woensdag videobelt met de vader;
  • de moeder wekelijks een e-mail met informatie en recente ontwikkelingen over [kind] naar vader stuurt;
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.
De vader heeft verweer gevoerd, welke weer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
In de procedure tot verlenging van de ondertoezichtstelling:
Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar.
Zowel de vader als de moeder hebben verweer gevoerd, welk verweren hierna – voor zover nodig – zullen worden besproken.

Beoordeling

De kinderrechter ziet aanleiding om allereerst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling te behandelen, omdat de huidige ondertoezichtstelling op korte termijn eindigt (op 18 april 2024). Het verzoek van de gecertificeerde instelling ten aanzien van de zorgregeling ziet op een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het kader van de ondertoezichtstelling.
In de procedure tot verlenging van de ondertoezichtstelling
De gecertificeerde instelling heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. Ter onderbouwing is naar voren gebracht dat zij nog altijd ernstige zorgen heeft over de ontwikkeling van [kind] . De ouders zijn onvoldoende in staat om in het belang van [kind] afspraken te maken, bijvoorbeeld over de omgang. De recente uitkomst van de DNA-test – waarbij is gebleken dat de vader niet de biologische vader van [kind] is – heeft de onderlinge verhoudingen nog meer verslechterd. Daar komt bij dat bij de beide ouders sprake is van een licht verstandelijke beperking. Er is daarom begeleiding nodig bij zowel de onderlinge communicatie, de omgang met de vader en in de thuissituatie bij de moeder. Om stapsgewijs te kunnen werken aan de genoemde zorgen, acht de gecertificeerde instelling een verlenging voor de duur van een jaar passend. Mogelijk kan daarna worden overgestapt naar het vrijwillig kader.
De vader kan zich niet verenigen met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De beide ouders accepteren de hulpverlening en dit kan dan ook in het vrijwillig kader plaatsvinden. Dit geldt ook voor de hulpverlening die nodig is om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Een verplicht kader is dus niet noodzakelijk en het verlengingsverzoek moet worden afgewezen.
De moeder vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling alleen nodig indien de kinderrechter een zorgregeling tussen de vader en [kind] vaststelt. De moeder vindt een verlenging in dat geval noodzakelijk voor de begeleiding van de omgang en de communicatie tussen de ouders, zeker met het oog op de recente ontwikkelingen. Een termijn van zes maanden is in dat geval voldoende. De andere hulpverlening vindt echter allemaal in het vrijwillig kader plaats; daarvoor is geen ondertoezichtstelling vereist.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Daarbij overweegt de kinderrechter het volgende.
Hoewel er in het afgelopen jaar positieve stappen zijn gezet, wordt [kind] nog altijd ernstig bedreigd in haar ontwikkeling. Deze bedreiging is enerzijds gelegen in de persoonlijke problematiek van de ouders. Zij hebben hulp en begeleiding nodig om [kind] de opvoeding en zorg te kunnen bieden die zij nodig heeft. Anderzijds bestaan ook zorgen over de problematiek tussen de ouders. De recente uitkomst van de DNA-test heeft de verhoudingen tussen hen verder op scherp gesteld. De ouders hebben hiervoor hulpverlening nodig, bijvoorbeeld de inzet van een traject als parallel solo-ouderschap. Om de omgang tussen de vader en [kind] mogelijk te blijven maken, is de inzet van een ondertoezichtstelling vereist, temeer nu de moeder heeft aangegeven dat naar haar voorkeur er geen contact meer zou plaatsvinden. Het vrijwillig kader is daarom niet voldoende. Met het oog op de turbulentie en ontwikkelingen in de afgelopen periode, acht de kinderrechter de verlenging voor de duur van een jaar nodig om de zorgen over de ontwikkeling van [kind] zoveel als mogelijk weg te nemen.
In de procedure tot wijzigen van de zorgregeling ex artikel 1:265g BW:
De kinderrechter beoordeelt of het in het belang van [kind] noodzakelijk is dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt gewijzigd.
Door de gecertificeerde instelling is naar voren gebracht dat de huidige zorgregeling teveel vraagt van [kind] en haar moeder. Zij moeten steeds op en neer naar [plaats 4] , met een reistijd van in totaal vijf uur. [kind] raakt hiervan erg moe en is vaker ziek, zo is geconstateerd door het kinderdagverblijf. De kosten voor de treinreizen zijn hoog en worden op dit moment alleen door de moeder gedragen. Dat is voor haar financieel niet vol te houden. Daarnaast kan de moeder de opvoedondersteuning, die zij bij voorkeur elke vrijdag ontvangt, nog maar één keer in de twee weken plaatsvinden. Om deze praktische belemmeringen te ondervangen verzoekt de gecertificeerde instelling een zorgregeling, waarbij nog steeds één keer per twee weken op vrijdag van 11.00 uur tot 15.00 uur begeleide omgang plaatsvindt, maar waarbij twee van de drie bezoeken in [plaats 5] plaatsvinden en één in [plaats 4] . De vader betaalt dan zijn treinreis naar [plaats 5] , de moeder die van haar en [kind] naar [plaats 4] . Nadat de vader bekend is geworden met de uitslag van de DNA-test, is het daarna geplande bezoek niet doorgegaan vanwege hoogoplopende emoties en mogelijke veiligheidsrisico’s voor de moeder in [plaats 4] . Het voornemen is om dit zo snel mogelijk weer op te starten, maar dat moet wel verantwoord zijn. Ook de videobelmomenten zijn even stopgezet, maar een wekelijks videobelmoment en daarnaast een wekelijkse e-mail van de moeder met informatie over [kind] lijkt de gecertificeerde instelling het meest passend.
De moeder heeft aangegeven dat zij de omgang tussen de vader en [kind] het liefste helemaal zou laten eindigen, maar zij kan ook leven met de zorgregeling en informatieregeling zoals deze is verzocht door de gecertificeerde instelling. De moeder werkt vier dagen per week, waardoor zij alleen op vrijdagen opvoedondersteuning kan krijgen. Bij de huidige zorgregeling lukt dat niet, waardoor de ontwikkeling van de moeder in haar opvoedvaardigheden stagneert. De moeder heeft er veel moeite mee dat de vader weigert om bij te dragen in de reiskosten. De moeder vreest wel voor haar veiligheid in [plaats 4] , omdat door de vader naar aanleiding van de uitslag van de DNA-test is gezegd dat hij haar veiligheid daar niet kan garanderen. Dit is door de moeder ervaren als een dreigement.
De vader is het niet eens met de verzochte wijziging van de zorgregeling, maar kan wel instemmen met een wekelijks belmoment en de informatieregeling, zoals verzocht. Volgens hem bestaat er geen aanleiding om de huidige zorgregeling te wijzigen. De vader is boos en verdrietig nu is gebleken dat hij niet de biologische vader van [kind] is. Desondanks is hij aan haar gehecht en wil hij het contact behouden. Er is niet onderbouwd dat de vermoeidheid die de kinderopvang bij [kind] ziet, ontstaat door de bezoeken aan vader. Al helemaal omdat er altijd een weekend tussen zit. De reiskosten van de moeder kunnen ook geen aanleiding zijn voor een wijziging van de zorgregeling. De vader heeft evenmin de financiële middelen, maar hij heeft aan de andere kant wel hogere vaste lasten dan de moeder. Daar komt nog eens bij dat eerder door de hulpverlening is aangegeven dat de vader juist niet in [plaats 5] mocht komen. De verzochte zorgregeling is daarom niet feitelijk uitvoerbaar. Dat de moeder niet veilig zou zijn in [plaats 4] , berust op een misverstand. De vader heeft deze vraag van de jeugdbeschermer verkeerd begrepen.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Gebleken is dat de voorlopige zorgregeling, zoals vastgelegd bij beschikking van 20 september 2022 (in de procedure met zaaknummer C/09/632697 / FA RK 22-4756) in de afgelopen periode feitelijk niet is uitgevoerd. Naar aanleiding van een netwerkberaad bij de Raad voor de Kinderbescherming geven de ouders sinds 15 september 2023 uitvoering aan een zorgregeling, waarbij [kind] twee keer per maand op vrijdag van 11.00 uur tot 15.00 uur onder begeleiding van contact heeft met de vader. De zorgregeling die de ouders destijds in samenspraak met de hulpverlening hebben afgesproken, blijkt echter ook niet meer te voldoen vanwege praktische nadelen.
Met de door de gecertificeerde instelling verzochte zorgregeling worden alle praktische bezwaren omtrent de reistijd, reiskosten en de opvoedondersteuning zoveel als mogelijk ondervangen en wordt ook [kind] de mogelijkheid geboden om zo onbelast als mogelijk contact te hebben met haar vader op een wijze die in haar belang is. Dat de vader niet naar [plaats 5] zou mogen reizen, is door hem niet onderbouwd. De kinderrechter neemt daarom aan dat de vader gewoon naar [plaats 5] kan reizen voor de contactmomenten.
De kinderrechter zal de zorgregeling daarom wijzigen, zoals verzocht. Daarbij zal volgens een ritme van zes weken één keer per twee weken op vrijdag van 11.00 uur tot 15.00 uur begeleid contact plaatsvinden tussen de vader en [kind] . Het omgangsmoment vindt dan twee keer achter elkaar plaats in [plaats 5] , en één keer in [plaats 4] . De vader reist naar [plaats 5] en draagt deze reiskosten, de moeder reist met [kind] naar [plaats 4] en draagt daarvoor de kosten. De kinderrechter acht het daarbij nog van belang om te vermelden dat niet gebleken is van reële risico’s voor de veiligheid van de moeder in [plaats 4] . Zij gaat er vanuit dat de beide ouders zich zullen inzetten om de contactmomenten veilig doorgang te laten vinden.
Naast de tweewekelijkse contactmomenten zal [kind] één keer per week via videobellen contact hebben met de vader. De ouders hebben op de zitting beide aangegeven dat zij kunnen instemmen met deze afspraak. De kinderrechter zal deze regeling daarom vastleggen, maar geeft daarbij wel mee dat dit gesprek enkel bedoeld is voor contact tussen de vader en [kind] en niet voor overleg tussen de ouders.
Ten aanzien van de informatieregeling en hebben de ouders beide aangegeven dat zij zich hierin kunnen vinden in de regeling, zoals verzocht. Daarbij stuurt de moeder wekelijks een e-mail aan de vader over recente ontwikkelingen en het welzijn van [kind] . Hoewel in artikel 1:265g BW niet expliciet de mogelijkheid voor de gecertificeerde instelling is opgenomen om gedurende een ondertoezichtstelling te verzoeken om de vaststelling/wijziging van een informatieregeling (zoals opgenomen in artikel 1:253a lid 2 sub c BW), zal de kinderrechter deze informatieregeling wel vastleggen, omdat de ouders het hierover eens zijn. Daarbij merkt de kinderrechter nog op dat op het moment dat sprake is van dringende zaken, de moeder dit meteen aan de vader moet doorgeven.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

In de procedure tot verlenging van de ondertoezichtstelling (C/09/663094 / JE RK 24-474):
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind] van 18 april 2024 tot 18 april 2025, met behoud van de William Schrikker Stichting voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
In de procedure tot wijzigen van de zorgregeling ex artikel 1:265g BW (C/09/660277 / JE RK 24-128):
De kinderrechter – met wijziging in zoverre van de beschikking d.d. 20 september 2022 van deze rechtbank:

bepaalt dat de minderjarige: [kind] , geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats] :

  • één keer per twee weken op vrijdag van 11.00 uur tot 15.00 uur begeleid contact zal hebben met de vader, waarbij steeds twee contactmomenten achter elkaar in [plaats 5] (waarbij de vader reist en de kosten draagt) zullen plaatsvinden en vervolgens één in [plaats 4] (waarbij de moeder en [kind] reizen en de moeder de kosten draagt);
  • één keer per week telefonisch contact zal hebben met de vader, door middel van een videobelgesprek;
verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. G. van Zeben-de Vries, kinderrechter, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 4 april 2024.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!