ECLI:NL:RBDHA:2024:5691
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet aannemelijk gemaakt huwelijk en feitelijke gezinsband
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), ingediend door haar referent. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 januari 2023, en het bezwaar van eiseres werd bij besluit van 8 augustus 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 behandeld, waarbij de referent van eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Eiseres, van Afghaanse nationaliteit, heeft verklaard dat zij op 18 april 2015 in Afghanistan een religieus huwelijk heeft gesloten met haar referent, die ook de Afghaanse nationaliteit heeft. De referent ontvluchtte Afghanistan de dag na het huwelijk. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen omdat het huwelijk niet aannemelijk werd geacht, mede omdat het overgelegde document niet door Bureau Documenten op echtheid kon worden gecontroleerd. Eiseres voerde aan dat het huwelijk op basis van internationaal privaatrecht in Nederland erkend moet worden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden het huwelijk niet aannemelijk achtte.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft kunnen aantonen dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk, en dat verweerder de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent terecht heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de lange periode van geen contact en het ontbreken van samenwoning relevante factoren zijn voor de beoordeling van de feitelijke gezinsband. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar oordeelt dat het beroep wegens niet tijdig beslissen gegrond is, en veroordeelt verweerder tot betaling van proceskosten aan eiseres.