ECLI:NL:RBDHA:2024:5691

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
NL23.29355
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet aannemelijk gemaakt huwelijk en feitelijke gezinsband

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), ingediend door haar referent. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 januari 2023, en het bezwaar van eiseres werd bij besluit van 8 augustus 2023 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 behandeld, waarbij de referent van eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiseres, van Afghaanse nationaliteit, heeft verklaard dat zij op 18 april 2015 in Afghanistan een religieus huwelijk heeft gesloten met haar referent, die ook de Afghaanse nationaliteit heeft. De referent ontvluchtte Afghanistan de dag na het huwelijk. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen omdat het huwelijk niet aannemelijk werd geacht, mede omdat het overgelegde document niet door Bureau Documenten op echtheid kon worden gecontroleerd. Eiseres voerde aan dat het huwelijk op basis van internationaal privaatrecht in Nederland erkend moet worden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden het huwelijk niet aannemelijk achtte.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft kunnen aantonen dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk, en dat verweerder de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent terecht heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de lange periode van geen contact en het ontbreken van samenwoning relevante factoren zijn voor de beoordeling van de feitelijke gezinsband. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar oordeelt dat het beroep wegens niet tijdig beslissen gegrond is, en veroordeelt verweerder tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29355

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die [Referent] (referent) voor haar heeft ingediend.
2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de referent van eiseres, de gemachtigde van eiseres, R. Ali als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

5. Eiseres is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Afghaanse nationaliteit. Referent is geboren op [Geboortedatum 2] en heeft ook de Afghaanse nationaliteit. Aan referent is bij besluit van 21 januari 2021 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Eiseres en referent hebben verklaard dat zij op 18 april 2015 in Afghanistan een religieus huwelijk hebben gesloten. De dag na het huwelijk is referent Afghanistan ontvlucht. Zij hebben dus slechts een dag en nacht samen doorgebracht. Het huwelijksfeest zelf heeft nog niet plaatsgevonden. Eiseres en referent zijn het contact met elkaar enige tijd verloren maar hebben sinds ongeveer twee jaar weer telefonisch en whatsapp-contact. Eiseres wenst zich bij referent in Nederland te voegen.
6. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat hij het huwelijk niet aannemelijk acht. Het document dat is overgelegd om het huwelijk te onderbouwen kan door Bureau Documenten niet op echtheid worden gecontroleerd. Bovendien hebben eiseres en referent inconsistente verklaringen afgelegd over de formaliteiten rond het huwelijk. Omdat de huwelijksrelatie niet is aangenomen heeft verweerder de feitelijke gezinsband beoordeeld. Hij vindt dat deze niet is aangetoond. Niet alleen hebben eiseres en referent niet samengewoond, zij hebben ook jarenlang geen contact met elkaar gehad. Verweerder heeft bij deze afweging ook rekening gehouden met het feit dat het vluchtmotief van eiser in de voorafgaande procedure ongeloofwaardig is geacht. Deze beoordeling staat inmiddels in rechte vast. [1]
Wat vindt eiseres?
7. Eiseres voert aan dat zij een geldige huwelijksakte heeft overgelegd, die op grond van regels van internationaal privaatrecht in Nederland geaccepteerd moet worden. Het huwelijk is dan ook op basis van ditzelfde document ingeschreven in het Nederlandse Basisregistratie Personen (BPR). Bureau Documenten heeft niet vastgesteld dat het document vals of vervalst is, zodat het als onderbouwing van een rechtsgeldig huwelijk kan gelden. Het feit dat eiseres en referent wisselend en onduidelijk verklaren over de huwelijksvoltrekking hangt samen met het lange tijdverloop en culturele aspecten, waarmee verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden. In de Afghaanse cultuur wordt een huwelijksdag nu eenmaal niet gevierd zoals dat in Nederland gebruikelijk is. Omdat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk, kan verweerder het samenwoningsvereiste niet stellen. Bovendien heeft verweeerder ten onrechte nagelaten een toetsing van het gezinsleven in het kader van artikel 8 van het EVRM [2] uit te voeren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in het bestreden besluit op goede gronden op het standpunt gesteld dat referent en eiseres niet aannemelijk hebben gemaakt dat er tussen hen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Verweerder heeft aan dit standpunt ten grondslag mogen leggen dat Bureau Documenten hierover geen advies heeft kunnen geven omdat het geen officiële huwelijksakte is die door de daartoe bevoegde autoriteiten is geregistreerd, maar een door een onbekende religieuze instantie afgegeven akte. Het feit dat op basis van dezelfde akte en verklaringen van referent het huwelijk wel is geregistreerd in het BPR, maakt dit niet anders. Het gegeven dat Bureau Documenten over de overgelegde huwelijksakte niet heeft kunnen adviseren betekent niet dat verweerder aan het document in het geheel geen belang heeft gehecht. Het is wel aangenomen als begin van bewijs, maar in combinatie met het gebrek aan aanvullende documenten en afwijkende verklaringen, als onvoldoende beoordeeld om het bestaan van een rechtsgeldig huwelijk te staven. Niet is in geschil dat referent en eiseres afwijkend hebben verklaard over onder meer de huwelijksvoltrekking. Eiseres is er niet in geslaagd een afdoende uitleg te geven voor deze verschillen.
9. Omdat eiseres er niet in is geslaagd een rechtsgeldig huwelijk aannemelijk te maken, heeft verweerder de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent beoordeeld. Het feit dat eiseres en referent jarenlang geen contact met elkaar hebben gehad en (op een dag en een nacht na) nooit hebben samengeleefd zijn wel degelijk elementen die verweerder kon betrekken bij de beoordeling van de feitelijke gezinsband, nu het bestaan van een rechtsgeldig huwelijk niet aannemelijk is gemaakt. Op basis van deze feiten heeft verweerder kunnen oordelen dat er geen sprake is van een feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent. Het feit dat er sinds ongeveer twee jaar wel weer contact is tussen beiden is geen reden om nareis toe te staan. De relatie kan hoogstens van belang zijn bij de beoordeling van een reguliere aanvraag voor gezinshereniging.
10. Verweerder was ten slotte niet gehouden een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM uit te voeren, nu de familierechtelijke relatie niet aannemelijk is gemaakt en er een regulier kader bestaat voor toelating. Hij is daartoe bevoegd, maar niet verplicht. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 22 december 2023, [3] die de basis vormt voor Informatiebericht 2024/7. [4]

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de mvv-aanvraag in het kader van nareis op goede gronden heeft afgewezen.
12. Omdat dit beroep was ingesteld als een beroep wegens niet tijdig beslissen door verweerder, dat is omgeklapt naar een inhoudelijk beroep nadat verweerder alsnog een besluit bekend had gemaakt, beoordeelt de rechtbank ambtshalve het verzoek om proceskostenvergoeding in het kader van het oorspronkelijke beroep. Omdat verweerder te laat een besluit heeft genomen, de ingebrekestelling tijdig is ingediend en er twee weken zijn verstreken tussen de ingebrekestelling en het beroep, is het beroep wegens niet-tijdig beslissen kennelijk gegrond. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 0,5).
13. Omdat het inhoudelijke beroep ongegrond is, krijgt eiseres geen vergoeding het betaalde griffierecht of van haar proceskosten voor dat deel van het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover het ziet op het niet tijdig nemen van een besluit;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent) aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De uitspraak van de rechtbank is bevestigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 1 juni 2018, 201804206/1/V2.
2.Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.IB 2024/7 Ambtshalve doortoetsen aan 8 EVRM bij nareis, geldig vanaf 23-01-2024.