ECLI:NL:RBDHA:2024:5704

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
NL23.35751
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op basis van onvoldoende afhankelijkheidsrelatie en persoonlijke banden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, van Syrische afkomst, had de aanvraag ingediend om bij haar broer, schoonzus en nichtjes in Nederland te kunnen verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 3 juni 2021 afgewezen, en deze afwijzing werd bevestigd in een besluit op bezwaar op 19 oktober 2023. De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2024 behandeld, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren.

De staatssecretaris stelde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar familieleden, en dat er geen hechte persoonlijke banden bestonden met haar nichtjes. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitviel. De rechtbank vond dat eiseres niet had aangetoond dat haar situatie een uitzondering vormde op de gebruikelijke normen van afhankelijkheid en persoonlijke banden. De rechtbank concludeerde dat er geen familieleven in de zin van artikel 8 EVRM was en dat de staatssecretaris de afwijzing van de mvv-aanvraag terecht had gehandhaafd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten in hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35751

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in de procedure Toegang en Verblijf (TEV) voor verblijf bij haar broer, schoonzus en nichtjes.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 3 juni 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [referent] (de schoonzus van eiseres en referent), [broer] (de broer van eiseres), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiseres, haar schoonzus en haar broer hebben de Syrische nationaliteit. De schoonzus en broer van eiseres zijn in 2019 naar Nederland gekomen. Haar schoonzus heeft voor zichzelf en voor haar dochter een verblijfsvergunning asiel aangevraagd en gekregen. De broer van eiseres is teruggekeerd naar Saoedi-Arabië. Haar schoonzus heeft in 2020 een mvv aangevraagd voor de broer van eiseres en voor eiseres. De broer van eiseres heeft een mvv gekregen en hij verblijft inmiddels met een verblijfsvergunning bij zijn gezin. Haar broer en schoonzus hebben in Nederland nog een dochter gekregen. De staatssecretaris heeft de mvv-aanvraag van eiseres geweigerd.
Het bestreden besluit
4. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM tussen eiseres, haar schoonzus, broer en nichtjes. Er is volgens de staatssecretaris geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar schoonzus en broer. Ook vindt hij dat er geen hechte persoonlijke banden zijn tussen eiseres en haar nichtjes. Verder valt volgens de staatssecretaris de belangenafweging tussen het belang van de Nederlandse staat en het belang van eiseres bij het uitoefenen van familie- of gezinsleven in Nederland in het nadeel van eiseres uit. De staatssecretaris heeft de aanvraag daarom afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiseres terecht geen machtiging tot voorlopig verblijf met als doel verblijf bij haar schoonzus, broer en nichtjes heeft gegeven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beroepsgronden
7. Eiseres vindt dat de staatssecretaris haar ten onrechte geen machtiging tot voorlopig verblijf heeft verleend.
7.1.
Eiseres bestrijdt dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en haar schoonzus en haar broer. De staatssecretaris heeft bij zijn besluit miskend dat eiseres sinds haar komst vanuit Syrië naar Saoedi-Arabië altijd heeft behoord tot het gezin van haar broer. De staatssecretaris heeft de overgelegde foto’s van tijdens hun verblijf in Saoedi-Arabië ten onrechte niet als bewijs van hun hechte band beschouwd. Eiseres heeft gedurende een aanzienlijke periode in Saoedi-Arabië deel uitgemaakt van het gezin van haar schoonzus en broer en had daarin een belangrijke rol, ook bij de verzorging en opvoeding van de oudste dochter van haar schoonzus en broer. Ook voor deze dochter was de aanwezigheid van eiseres in het gezin zeer belangrijk en nog
steeds wordt dagelijks contact met elkaar onderhouden, waardoor de intense band
nooit verbroken is geraakt.
Verder heeft eiseres nooit een zelfstandig verblijfsrecht in Saoedi-Arabië gehad. Door het vertrek van haar broer naar Nederland is ook het legaal verblijf van eiseres komen te vervallen en sindsdien verblijft zij illegaal in Saoedi-Arabië. Tot op heden tracht zij door zo “onzichtbaar mogelijk” te leven zich staande te houden maar de vrees bestaat voortdurend dat haar een aanzegging wordt gedaan en het land te verlaten. Voorts leeft zij zonder middelen van bestaan in Saoedi-Arabië: zij is volledig financieel afhankelijk van het geld dat door haar schoonzus en broer naar haar wordt overgemaakt.
De staatssecretaris heeft ten onrechte een afweging van banden met het land van herkomst in vergelijking met die met Nederland gemaakt, nu eiseres Syrië heeft moeten ontvluchten en zij niet naar het land kan terugkeren vanwege de algemene veiligheidssituatie aldaar en zij ook niemand heeft die daar voor haar kan zorgen. Voorts stelt eiseres dat zij wel degelijk banden heeft met Nederland omdat hier haar belangrijkste netwerk aanwezig is, namelijk haar schoonzus, broer en nichtjes.
7.2.
Verder bestrijdt eiseres dat er geen sprake is van hechte persoonlijke banden tussen haar en haar oudste nichtje. De staatssecretaris gaat er aan voorbij dat in de tijd dat zij in Saoedi-Arabië samenwoonden zij altijd bij elkaar zijn geweest en dat eiseres op dezelfde wijze als haar schoonzus bij de opvoeding en verzorging betrokken is geweest. Het is niet noodzakelijk om aan te tonen dat haar schoonzus en haar broer niet in staat waren voor hun oudste dochter te zorgen om aan te tonen dat sprake is geweest van een hechte band tussen eiseres en haar nichtje. Het feit dat zij samen hebben gewoond geeft immers wel aan dat er over en weer sprake is geweest van een hechte band en deze band bestaat tot op de dag van vandaag nog nu er dagelijks contact is. Het onderhouden van contact via telefoon is uiteraard niet te vergelijken met het kunnen hebben van een fysieke band, die ook voor het oudste nichtje van eiseres van groot belang is.
7.3.
Ten slotte vindt eiseres dat de staatssecretaris de belangenafweging ten onrechte in haar nadeel heeft laten uitvallen. De staatssecretaris stelt dat eiseres na een langdurig verblijf in Saoedi-Arabië enige binding met dat land heeft gekregen. De staatssecretaris heeft daarbij echter ten onrechte niet betrokken dat eiseres weliswaar gedurende enige tijd in Saoedi-Arabië heeft gewoond maar aldaar nimmer zelfstandig verblijfsrecht heeft genoten en na het vertrek van haar broer naar Nederland zelfs helemaal geen verblijfsrecht meer heeft. Het feit dat zij niet legaal in Saoedi-Arabië kan verblijven en aldaar geen inkomsten
kan verwerven maakt dat haar belang bij handhaving van het familieleven met het gezin
waarvan zij jaren heeft deel uitgemaakt dient te prevaleren boven het belang van de Nederlandse Staat, ook al zal zij gebruik moeten maken van publieke voorzieningen.
Is er een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres, schoonzus en broer?
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft onderbouwd dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar, haar schoonzus en haar broer. Dat eiseres sinds 2013 bij haar broer in huis heeft gewoond in Saoedi-Arabië en sinds 2014 met haar schoonzus erbij, is hiervoor niet voldoende. De al levenslang bestaande band tussen een oudere zorgzame zus en jongere broer, waarover de broer van eiseres ter zitting nader heeft verklaard, maakt ook niet dat de staatssecretaris een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie heeft moeten aannemen. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt mogen stellen dat niet is gebleken dat de emotionele band tussen eiseres, haar schoonzus en broer een gebruikelijke band overstijgt. Verder heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat voor haar individuele veiligheidssituatie gelet op de situatie in Saoedi-Arabië de exclusieve bescherming van haar schoonzus en/of broer vereist is en dat daarom sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidssituatie. Hierbij heeft de staatssecretaris ook mogen betrekken dat eiseres zich sinds het vertrek van haar broer in 2021 weet te handhaven in Saoedi-Arabië. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in een acute noodsituatie zit, omdat haar verblijf afhankelijk is van dat van haar broer. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat er tussen eiseres en haar schoonzus en broer geen sprake is van familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
9.
Zijn er hechte persoonlijke banden tussen eiseres en haar nichtjes?
Voorts heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet heeft onderbouwd dat er sprake is van hechte persoonlijke banden tussen haar en haar nichtjes. De staatssecretaris heeft erop mogen wijzen dat de zorgtaken van eiseres voor haar oudste nichtje niet uit de overgelegde foto’s blijken. De staatssecretaris heeft zich verder op het standpunt mogen stellen dat uit de verklaringen van eiseres blijkt dat haar rol in de verzorging van haar oudste nichtje, in de jaren dat zij bij haar in huis woonde in Saoedi-Arabië, niet de gebruikelijke omgang heeft overstegen. De rol die eiseres heeft aangenomen in het gezin van haar schoonzus en haar broer heeft de staatssecretaris, gelet op haar cultuur en de omstandigheden waarin eiseres als gescheiden vrouw zonder kinderen verkeerde, als gangbaar mogen zien. Dat eiseres heeft geholpen en als een tweede moeder werd en wordt beschouwd en dat eiseres en haar oudste nichtje op afstand nog steeds nauw contact onderhouden, maakt niet dat er sprake is van hechte persoonlijke banden in de zin van artikel 8 van het EVRM. De staatssecretaris heeft er op mogen wijzen dat het oudste nichtje van eiseres niet afhankelijk was van de zorg van eiseres, nu zij in Saoedi-Arabië (en later in Nederland) altijd woonde met en werd verzorgd door haar beide ouders, de schoonzus en broer van eiseres. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de invulling die eiseres aan de relatie met haar oudste nichtje gaf en geeft, onvoldoende is om familieleven in de zin van artikel 8 EVRM aan te nemen. Hetzelfde geldt voor de relatie tussen eiseres en haar jongste nichtje. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ook geen hechte persoonlijke banden tussen eiseres en haar jongste nichtje heeft hoeven aannemen, nu zij in Nederland is geboren en eiseres en zij nooit hebben samengeleefd.
Heeft een juiste belangenafweging plaatsgevonden?
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris alle van belang zijnde feiten en omstandigheden betrokken in de belangenafweging. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het belang van de Nederlandse staat zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van eiseres, haar schoonzus, broer en nichtjes bij het uitoefenen van het familieleven in Nederland. De staatssecretaris heeft in de belangenafweging zwaar in het nadeel van eiseres mogen laten meewegen dat er geen sprake is van familieleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. Ook heeft de staatssecretaris het economische belang van Nederland zwaar in het nadeel van eiseres mogen laten meewegen, in de zin dat haar overkomst leidt tot een beroep op de openbare kas en op publieke middelen. Mede gelet hierop heeft de staatssecretaris, naast de andere betrokken belangen, de omstandigheid dat eiseres geen verblijfsrecht heeft in Saoedi-Arabië en daar geen inkomsten kan verwerven onvoldoende mogen vinden om de belangenafweging in het voordeel van eiseres te laten uitslaan. De staatssecretaris heeft bij zijn standpunt mogen betrekken dat afhankelijkheid van eiseres van haar broer in Saoedi-Arabië niet is onderbouwd en verder dat zij op afstand financieel ondersteund kan worden.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk. Dat betekent dat de staatssecretaris eiseres geen machtiging tot voorlopig verblijf hoeft te geven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.