ECLI:NL:RBDHA:2024:5724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
22/1625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het plaatsen van kunstriet op het dak van een woning in Den Haag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van kunstriet op het dak van hun woning beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag op 6 juli 2021 is ingediend, voordat de Omgevingswet in werking trad. De rechtbank oordeelt dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft, en dat de aanvraag moet worden beoordeeld aan de hand van de redelijke eisen van welstand.

Eisers, eigenaren van een watervilla, hebben de aanvraag ingediend omdat hun houten dakbedekking aanhoudende lekkages vertoonde. De gemeente heeft de aanvraag echter geweigerd, omdat deze in strijd zou zijn met de redelijke eisen van welstand. De rechtbank overweegt dat het welstandsadvies, dat de weigering van de vergunning ondersteunt, niet zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. De rechtbank concludeert dat de eisers niet hebben aangetoond dat het welstandsadvies in strijd is met de welstandscriteria.

De rechtbank wijst het verzoek van eisers om schadevergoeding af, omdat het bestreden besluit in stand blijft en er geen sprake is van een onrechtmatig besluit. De uitspraak leidt tot de conclusie dat het beroep van eisers ongegrond is, en dat zij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangen. De rechtbank benadrukt dat eisers vrij zijn om een nieuwe aanvraag in te dienen voor een andere dakbedekking, die opnieuw beoordeeld zal worden door de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1625

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en

[eiser 2],
uit [woonplaats] ,
eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

verweerder,
(gemachtigde: mr. P. Yildirim).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van kunstriet op het dak van de woning aan het [adres] in [plaats].
1.1.
Bij besluit van 24 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Met het bestreden besluit van 7 februari 2022 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eisers is verweerder bij het primaire besluit gebleven.
1.2.
Tegen het bestreden besluit hebben eisers beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 2] en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Overgangsrecht Omgevingswet
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 6 juli 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.
Het bestreden besluit
4. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat de aanvraag moet worden geweigerd vanwege strijd met redelijke eisen van welstand.
Het beroep van eisers
5. Eisers zijn eigenaar van één van de acht watervilla’s in de wijk [wijk] . De buitenkant van de villa is geheel van hout, inclusief de dakbedekking die bestaat uit zogenoemde houten shingles. Vanwege aanhoudende lekkages wensen eisers het bestaande houten dak te vervangen door kunstriet.
6. Eisers betogen dat de hiervoor aangevraagde omgevingsvergunning ten onrechte is geweigerd. Volgens eisers schrijft verweerder ten onrechte een dakbedekking van zink voor. Hiermee handelt verweerder in strijd met de eigen regels, zoals deze zijn vastgesteld bij de bouw van de villa’s in 2004, aldus eisers. Zij voeren aan dat het advies van de welstandscommissie waarop verweerder zich heeft gebaseerd, niet op een kenbare en draagkrachtige motivering berust. De door verweerder voorgestelde dakbedekking van zink doet volgens eisers geen recht aan de architectonische uitwerking, verschijningsvorm, detaillering en kleurstelling van de villa’s. De keuze voor hout is bij de oprichting van de villa’s door de welstandscommissie akkoord bevonden en had ook bij de onderhavige aanvraag van eisers leidend moeten zijn. Verweerder heeft volgens eisers eerder onterecht een zinken dakbedekking toegestaan bij enkele nabijgelegen woningen, waardoor eisers nu ten onrechte worden beperkt in hun keuze voor de dakbedekking van hun voorkeur. Verder wijzen eisers erop dat zink de flora en fauna aantast in het water waarin de villa’s zijn gelegen. Eisers stellen dat zij schade hebben geleden wegens het onrechtmatige besluit van verweerder en verzoeken de rechtbank om verweerder te veroordelen tot vergoeding hiervan. Zij voeren aan dat zij door de weigering van de aangevraagde omgevingsvergunning hun dakbedekking niet hebben kunnen vervangen, waardoor de schade als gevolg van de lekkages is vergroot en zij noodmaatregelen hebben moeten treffen om de lekkages te stoppen.
Het juridisch kader
7. Verweerder dient de aanvraag om een omgevingsvergunning als hier aan de orde, te beoordelen aan de hand van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Uit die bepaling volgt onder meer dat de aanvraag moet worden geweigerd als – kort gezegd – het bouwplan, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend.
De criteria die verweerder hanteert bij beantwoording van de vraag of een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand, zijn vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota.
De adviezen
8. Het bouwplan is door verweerder ter advisering voorgelegd aan de welstandscommissie. In het advies concludeert de welstandscommissie als volgt:
“Niet Akkoord.
Het vervangen van de houten shingles op het dak vanwege aanhoudende lekkage is voorstelbaar. De uitstraling die het dak krijgt met het toepassen van (kunst)riet past beter bij een woning in een landelijke omgeving. Op deze woning in deze wijk kunnen we ons een modernere vormgeving voorstellen. Zo is eerder op dezelfde woning een zinken bekleding goedgekeurd. Het dak dient op gelijke wijze te worden uitgevoerd. Zo behouden we een uniforme uitstraling van deze woningen in de omgeving.”
8.1.
Verweerder heeft erop gewezen dat het advies van de welstandscommissie mede is gebaseerd op een eerder advies van 17 juni 2020, waarin de welstandscommissie met betrekking tot een woning aan het Van Duijnwater 24 het volgende heeft overwogen:
“De commissie verwijst naar de ronde daken van de naastgelegen woningen. Deze zijn ook strak en naadloos.
Zij geeft aan dat het vervangen van de dakbedekking denkbaar is. Wel in combinatie met de zijgevel van de kap. Zink of aluminium behoort tot de opties. Het moet een zeer vlakke en strakke afwerking zijn, zonder bijvoorbeeld roeven of naden. Het materiaal moet rechtdoen aan het monolithisch karakter van het volume. Zij geeft aan dat de detaillering cruciaal is.”
9. Het is vaste rechtspraak dat verweerder aan een welstandsadvies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Dit is anders indien het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat verweerder het niet, of niet zonder meer, aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel dan ook geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundige, dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota in acht te nemen criteria.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming niet zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Hoewel het welstandsadvies beknopt is en geen expliciete verwijzing naar de welstandsnota bevat, komt hieruit afdoende naar voren dat – in lijn met wat is bepaald in de welstandsnota – is beoordeeld of het bouwplan in onder meer materiaal en kleur voldoende samenhang met de omgeving vertoont. Gelet ook op het dossier en het verhandelde ter zitting, begrijpt de rechtbank het welstandsadvies zo, dat een kunstrieten dak in strijd is met redelijke eisen van welstand omdat dit te zeer afwijkt van de dakbedekking van woningen in de omgeving, waaronder enkele identieke woningen op korte afstand met een zinken dak. Eisers hebben geen advies van een deskundige overgelegd waarin dit oordeel van de welstandscommissie wordt bestreden. Zij hebben weliswaar in algemene termen toegelicht waarom zij het oordeel van de welstandscommissie niet delen, maar niet gemotiveerd aangevoerd met welke criteria uit de welstandsnota het welstandsadvies in strijd zou zijn. In wat eisers hebben aangevoerd heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven zien om het oordeel van de welstandscommissie naast zich neer te leggen.
9.2.
De rechtbank volgt eisers niet voor zover zij betogen dat de zinken daken in hun omgeving ten onrechte zijn vergund, zodat de welstandscommissie hiermee in haar beoordeling geen rekening had mogen houden. Niet in geschil is dat voor deze daken omgevingsvergunningen zijn verleend en dat deze onherroepelijk zijn. Dat betekent dat de welstandscommissie hiermee in haar beoordeling rekening diende te houden.
9.3.
De stelling van eisers dat een zinken dakbedekking schadelijke gevolgen heeft voor de natuur, leidt niet tot een ander oordeel. De welstandscommissie dient zich in haar beoordeling te beperken tot de redelijke eisen van welstand. De door eisers gestelde nadelen van een zinken dakbedekking voor de natuur maken van die beoordeling geen deel uit.
9.4.
Het is de rechtbank duidelijk dat eisers de zinken daken in hun omgeving niet mooi vinden en dat zij een dergelijk dak zelf niet willen. Dit doet er echter niet aan af dat verweerder gehouden was het bouwplan te toetsen aan redelijke eisen van welstand, zoals nader uitgewerkt in de welstandsnota. Dat eisers een zinken dak niet mooi vinden legt bij die beoordeling geen gewicht in de schaal. Anders dan eisers kennelijk menen, volgt uit de weigering van hun aanvraag om een omgevingsvergunning ook niet dat zij nu verplicht zijn om een zinken dakbedekking te realiseren. De weigering van hun aanvraag betekent slechts dat de door hen gewenste kunstrieten dakbedekking niet mag worden aangebracht. Het staat eisers vrij een nieuwe aanvraag in te dienen voor een andere dakbedekking, die dan opnieuw door verweerder beoordeeld zal moeten worden.
10. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het betoog van eisers niet slaagt.
Schadevergoeding
11. De bestuursrechter is op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van – voor zover hier van belang – een onrechtmatig besluit.
11.1.
Uit wat onder 9 tot en met 10 is overwogen volgt dat het bestreden besluit in stand blijft. Verweerder heeft de omgevingsvergunning terecht geweigerd. Dat betekent dat geen sprake is van een onrechtmatig besluit. De rechtbank wijst het verzoek van eisers om schadevergoeding daarom af.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Ciftci-Ibis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.