ECLI:NL:RBDHA:2024:574
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Oostenrijk onder het Dublin-systeem
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 januari 2024 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublin-verordening, waarbij Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag, aangezien de aanvraag in Nederland is ingediend en het terugnameverzoek tijdig is gedaan. Eiser betwistte dat hij een asielaanvraag in Oostenrijk had ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de informatie in het Eurodac-systeem betrouwbaar is en dat eiser zelf heeft verklaard dat hij in Oostenrijk asiel heeft aangevraagd.
Eiser voerde aan dat zijn medische situatie zich verzet tegen de overdracht aan Oostenrijk, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de overdracht zou leiden tot een onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheid. Ook de stelling dat er bijzondere individuele omstandigheden waren die de overdracht van onevenredige hardheid zouden maken, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid geen bijzondere omstandigheden heeft hoeven aannemen die de overdracht zouden belemmeren.
De rechtbank heeft de zaak openbaar behandeld en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.