ECLI:NL:RBDHA:2024:5775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
NL24.10628, NL24.10629
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op basis van economische motieven zonder relevante vluchtelingschap elementen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024, wordt het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser heeft op 16 januari 2024 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd op 6 maart 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de eiser enkel economische motieven heeft aangevoerd, wat niet voldoende is voor het verkrijgen van asiel. De rechtbank stelt vast dat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in gevaar komt. De rechtbank wijst ook op eerdere asielaanvragen van eiser in Nederland en Duitsland, die niet succesvol waren. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag op goede gronden is afgewezen en handhaaft het eerder opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod voor twee jaar. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.10628 (beroep) en NL24.10629 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.A.A. Charry),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser heeft ingediend.
1.1
Eiser heeft op 16 januari 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 6 maart 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL24.10628) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (NL24.10629) te treffen.
1.4
Met toestemming van partijen wordt op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder behandeling op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2001 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat de economische situatie in Marokko niet goed is, dat hij daar in armoede leeft en dat hij een beter leven zoekt in Europa. Eiser heeft in 2021 eerder asiel aangevraagd in Nederland. Deze aanvraag is destijds buiten behandeling gesteld, omdat eiser zonder toestemming was vertrokken en de beslissing op zijn asielaanvraag niet heeft afgewacht. Eiser heeft in 2023 ook asiel aangevraagd in Duitsland.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
3.1
De identiteit van eiser is ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft namelijk wisselend verklaard over zijn persoonsgegevens, nu hij in Duitsland onder een andere identiteit dan in Nederland asiel heeft aangevraagd. Ook heeft eiser bij de onderhavige aanvraag geen originele identificerende documenten overgelegd. De Marokkaanse nationaliteit en herkomst van eiser zijn door verweerder wel geloofwaardig geacht. Dat eiser vanwege armoede uit Marokko is vertrokken en een beter leven zoekt in Europa is door eiser niet als een relevant element van het asielrelaas aangemerkt. Dit zuiver economische motief is namelijk geen feit of omstandigheid dat raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn die in verband staat met vluchtelingschap, dan wel schending van artikel 3 van het EVRM [2] .
3.2
Gelet op het voorgaande heeft verweerder geconcludeerd dat de enkele omstandigheid dat eiser afkomstig is uit Marokko niet leidt tot het verlenen van een asielvergunning. Nu Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko persoonlijk niet veilig voor hem is, heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen. Niet gebleken is dat voor eiser bij terugkeer sprake is van gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade.
3.3
Omdat eiser geen relevante aangelegenheden voor het verlenen van een asielvergunning heeft aangevoerd, eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en eiser verweerder misleid heeft over zijn identiteit, is de asielaanvraag kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 30b, aanhef en eerste lid, onder a, b en c van de Vw. Het reeds in 2021 opgelegde terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en inreisverbod voor de duur van twee jaar zijn met de afwijzing van deze asielaanvraag gehandhaafd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan.
4.1
Ten eerste vreest eiser bij terugkeer naar Marokko in slechte en onmenselijke omstandigheden terecht te komen. Doordat eiser bij terugkeer primaire levensbehoeften zoals voedsel, kleding en huisvesting zal ontberen, leidt zijn terugkeer tot economische en materiële deprivatie, wat een schending van artikel 3 EVRM oplevert.
4.2
Aangezien Marokko ten tweede geen toekomst kan bieden aan jongeren zoals eiser kan dit land voor hem niet als veilig land van herkomst worden aangemerkt. De aanwijzing van Marokko als veilig land is daarnaast twijfelachtig, omdat Nederland vergeleken met andere lidstaten van de Europese Unie relatief veel landen als veilig heeft aangemerkt.
4.3
Ook mocht verweerder het terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en het inreisverbod van twee jaar niet handhaven. Eiser vormt geen gevaar voor de openbare orde, nationale veiligheid of internationale betrekkingen van één van de Schengenlanden. Ook verwijst eiser naar een arrest [3] van het Hof van Justitie waarin geoordeeld is dat de strafbaarstelling van vreemdelingen met een (zwaar) inreisverbod in strijd is met de Terugkeerrichtlijn.
4.4
Tot slot heeft verweerder ten onrechte geen tijdelijke reguliere verblijfsvergunning vanwege humanitaire redenen aan eiser verleend. Eiser is namelijk niet veilig in zijn land van herkomst en kan geen bescherming van politie of de autoriteiten inroepen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers asielaanvraag op goede gronden heeft afgewezen.
5.1
Verweerder heeft namelijk terecht gesteld dat eiser ter onderbouwing van zijn asielrelaas enkel economische motieven heeft aangevoerd die niet raken aan vluchtelingschap en/of ernstige schade. Uit vaste rechtspraak [4] van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat zeer slechte sociaaleconomische omstandigheden in het land van herkomst enkel onder bijzondere omstandigheden kunnen leiden tot een schending van artikel 3 EVRM. De asielzoeker dient hiervoor aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer naar het land van herkomst in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie zal belanden. Eiser heeft dit gestelde risico op dergelijke verregaande materiële deprivatie niet met argumenten of bronnen van algemene informatie onderbouwd. De enkele stelling dat eiser de armoede wil ontvluchten en een beter leven wil, is in dit geval onvoldoende voor het verlenen van een asielstatus.
5.2
Dat eiser meent dat jongeren zoals hij geen toekomst hebben in Marokko, maakt echter niet dat Marokko daardoor niet meer als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De enkele stelling dat jongeren zoals eiser over het algemeen kansarm zijn in Marokko is ten eerste niet met argumenten of bronnen onderbouwd. Daarbij maakt kansarm zijn op zichzelf niet dat voor eiser meteen sprake is van gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Marokko zowel in het algemeen als voor eiser persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden gezien. De stelling dat Nederland een van de weinige landen in de Europese Unie is die Marokko als veilig land van herkomst aanmerkt en dat Nederland überhaupt veel landen als veilig land van herkomst beschouwd is niet argumenten of bronnen onderbouwd.
5.3
Ook heeft verweerder het reeds in 2021 opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod kunnen handhaven. Nu eiser destijds niet in beroep is gegaan tegen het besluit van 14 december 2021 zijn het daarmee opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod voor twee jaar in rechte vast komen te staan. De stelling dat eiser geen gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid is daarbij niet relevant in dit geval, omdat eiser een licht inreisverbod heeft gekregen op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw. Gelet op de verklaringen in het gehoor, de beroepsgronden en overige processtukken in het dossier aanwezig heeft verweerder verder geen aanleiding hoeven zien om in het geval van eiser af te zien van het handhaven van het terugkeerbesluit en inreisverbod of tot ambtshalve opheffing daarvan over te gaan.
5.4
De verwijzing naar het arrest JZ van het Hof van Justitie van 17 september 2020 maakt dit oordeel niet anders. In dit arrest worden namelijk alleen voorwaarden gesteld aan de nationale strafbaarstelling van illegaal verblijvende derdelanders in Nederland. Uit dit arrest volgen namelijk geen rechtsregels over het opleggen of opheffen van een terugkeerbesluit of inreisverbod of redenen waarom verweerder daarvan zou moeten afzien. Het oordeel over mogelijke strafbaarheid van eiser vanwege het niet voldoen aan de vertrekplicht, in combinatie met het aan hem opgelegde inreisverbod - wat daar verder ook van zij in dit geval - is daarbij aan de strafrechter en niet aan de bestuursrechter.
5.5
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om aan eiser een tijdelijke verblijfsvergunning humanitair te verlenen, nu eiser de aanspraak daarop niet met redenen of argumenten heeft onderbouwd. De enkele niet nader onderbouwde stelling dat eiser onveilig is in Marokko en daar geen bescherming van de autoriteiten kan ontvangen is daarvoor onvoldoende. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden de asielaanvraag van eiser heeft afgewezen. Ook het eerder opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van twee jaar blijven gehandhaafd.
7. Nu uitspraak is gedaan op het beroep, bestaat geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie het arrest JZ van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 september 2020, ECLI:EU:C:2020:724, zaaknummer C-806/18.
4.Zie o.a. het arrest