ECLI:NL:RBDHA:2024:5880

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
NL24.8912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Moldavische Roma-eiseres wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij een Moldavische vrouw, eiseres, haar asielaanvraag had ingediend. Eiseres, die Roma is en analfabeet, vreesde voor haar veiligheid in Moldavië vanwege de oorlog in Oekraïne en haar financiële problemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag op 28 februari 2024 afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bestond. Eiseres voerde aan dat discriminatie van Roma in Moldavië niet voldoende was meegewogen en dat haar echtgenoot ten onrechte niet was gehoord in de procedure.

De rechtbank overwoog dat hoewel de situatie van Roma in Moldavië moeilijk is, eiseres niet had aangetoond dat zij persoonlijk problemen had ondervonden vanwege haar afkomst. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom de asielaanvraag ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van verweerder om de asielaanvraag af te wijzen zorgvuldig was genomen en dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om de afwijzing te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om concrete en persoonlijke gronden aan te voeren voor hun vrees voor vervolging, en dat algemene omstandigheden in het land van herkomst niet automatisch leiden tot een gegronde asielaanvraag. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de afwezigheid van de echtgenoot van eiseres tijdens de hoorzitting niet automatisch leidt tot een onzorgvuldig besluit, mits de overige bewijsvoering voldoende is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.8912

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer],
mede namens haar minderjarige zoon
[Naam 2], V-nummer: [Nummer 2],
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024, samen met zaak nummer NL24.8910 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Moldavische nationaliteit te hebben. Op 1 januari 2024 heeft zij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Aan de asielaanvraag heeft zij ten grondslag gelegd dat zij vreest dat de oorlog in Oekraïne zich uitbreidt naar Moldavië en dat haar zoon een medische behandeling nodig heeft die zij niet kan bekostigen omdat zij in Moldavië in armoede leeft.
2. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 februari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Dit leidt echter niet tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Dat eiseres Roma is, leidt ook niet tot die conclusie. Ook in het feit dat de woonplaats van eiseres in Moldavië zich dichtbij de grens met Oekraïne bevindt en dat zij daarom vreest voor uitbreiding van de oorlog naar Moldavië of voor afzwaaiende bommen ziet verweerder geen reden voor de verlening van een vergunning, nu het een vrees voor een toekomstige gebeurtenis betreft die niet aannemelijk is. Tegen eiseres is een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn uitgevaardigd en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
3. Eiseres voert het volgende aan. Discriminatie van Roma had als relevant element moeten worden aangemerkt. Uit de toelichting in de correcties en aanvullingen die naar aanleiding van het aanmeldgehoor zijn ingediend blijkt dat eiseres en haar echtgenoot te maken hebben met discriminatie en dat dit hun sociaal functioneren onmogelijk maakt. Eiseres heeft discriminatie niet als zodanig benoemd, omdat de discriminatie van Roma in Moldavië zo wijdverspreid en algemeen is, dat zij de discriminatie niet eens als zodanig herkent. Eiseres verwijst in dit verband naar het rapport “Diskriminiert und abgelehnt” van Kristina Holzapfel, waar dit uit blijkt. [1] De financiële problemen die eiseres ondervindt zijn een afgeleide van de discriminatie vanwege haar Roma-etniciteit. Eiseres voert bovendien aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat eiseres analfabeet is en in grote mate afhankelijk is van haar echtgenoot. De echtgenoot van eiseres is ten onrechte niet gehoord. Het terugkeerbesluit en de vertrektermijn van nul dagen zijn op formele gronden opgelegd, zonder dat rekening is gehouden met de individuele situatie en het gedrag van eiseres. Ten slotte is het inreisverbod onrechtmatig omdat ten onrechte is geoordeeld dat er een nul-dagen vertrektermijn kon worden opgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Discriminatie van Roma in Moldavië
4. De stelling van eiseres dat uit het gegeven dat eiseres zelf niet verklaart dat ze op grond van haar etnische achtergrond wordt gediscrimineerd juist volgt hoe wijdverspreid en algemeen de discriminatie is, omdat zij er zich zelf al niet meer van bewust is dat zij structureel gediscrimineerd wordt, zoals zou volgen uit het rapport van Holzapfel, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft voldoende doorgevraagd op de verklaringen van eiseres, zonder dat zij tijdens de gehoren een verband heeft gelegd tussen haar slechte financiële situatie en haar afkomst. In deze omstandigheid hoefde verweerder geen aanleiding te zien om aan te nemen dat eiseres vanwege haar Roma-afkomst uit Moldavië is vertrokken. Verweerder heeft dit terecht niet als relevant element voor de asielaanvraag aangemerkt.
5. Verweerder heeft niettemin getoetst of eiseres bij terugkeer naar Moldavië een reëel risico loopt op ernstige schade in verband met haar etnische achtergrond. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hiervan geen sprake is. Er is immers geen discriminatie waardoor eiseres zo ernstig wordt beperkt in haar bestaansmogelijkheden dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren in Moldavië.
6. De rechtbank overweegt dat het bekend is dat Roma in Moldavië geen makkelijk leven hebben, hetgeen ook blijkt uit het door eiseres aangehaalde rapport van Holzapfel. Eiseres heeft echter niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich in Moldavië niet heeft kunnen handhaven. Daarbij is van belang dat eiseres tijdens de gehoren heeft verklaard persoonlijk geen problemen te hebben ondervonden vanwege haar Roma-afkomst. Pas in de correcties en aanvullingen zijn de problemen die eiseres stelt te ondervinden in verband gebracht met haar afkomst. Uit de verklaringen van eiseres blijkt bovendien dat ze geen problemen heeft ondervonden bij het aanvragen van identiteitsdocumenten, dat zij zelf nauwelijks scholing heeft gehad maar dat zij geen problemen verwacht om haar zoon naar school te sturen, en dat er wel medische zorg beschikbaar is, maar dat deze – net als voor andere inwoners van Moldavië - duur is. Eiseres was huisvrouw in Moldavië, maar haar echtgenoot heeft kunnen werken, hoewel de mogelijkheden beperkt waren omdat zij beiden geen diploma’s hebben.
Zorgvuldige totstandkoming van het besluit
7. De stelling van eiseres dat zijzelf onduidelijk heeft verklaard omdat zij analfabeet is en dat verweerder hiermee onvoldoende rekening heeft gehouden slaagt niet. Ook als eiseres analfabeet is en in het dagelijks leven voor veel praktische en administratieve zaken afhankelijk is van haar echtgenoot, is dit op zichzelf geen reden om aan te nemen dat eiseres niet over haar eigen leefsituatie en die van haar minderjarige kind zou kunnen verklaren. De vraag of de echtgenoot ten onrechte geen nader gehoor heeft gehad wordt beoordeeld in een aparte uitspraak van deze rechtbank. [2]
8. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat het terugkeerbesluit en de vertrektermijn van nul dagen onzorgvuldig zijn voorbereid omdat er slechts een formele beoordeling zou hebben plaatsgevonden, zonder rekening te houden met het individuele gedrag van eiseres zelf. Verweerder heeft terecht overwogen dat in het geval van eiseres drie gronden van toepassing zijn, te weten dat zij Nederland niet op de voorgeschreven wijze is ingereisd, dat zij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland en dat zij niet beschikt over voldoende middelen van bestaan. Deze gronden zijn feitelijk juist. Dat is door eiseres ook niet betwist. Verweerder heeft bij de drie gronden ook voldoende gemotiveerd waarom deze leiden tot een risico op onttrekking aan het toezicht. Daarmee is het risico op onttrekking aan het toezicht wat eiseres betreft gegeven. Verweerder heeft daarom de vertrektermijn kunnen verkorten en terecht een inreisverbod uitgevaardigd. [3]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Een publicatie van ProAsyl en Flüchtlingsrat Berlin, februari 2022.
2.Zie zaak NL24.8910.
3.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw en artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.