ECLI:NL:RBDHA:2024:592

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37735
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod van Nigeriaanse eiser met gezin in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een terugkeerbesluit en inreisverbod dat aan een Nigeriaanse eiser was opgelegd. De eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 1994, was het niet eens met het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 30 november 2023 was genomen. Eiser had beroep ingesteld, maar verscheen niet op de zitting van 11 december 2023, waar de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank beoordeelde of het terugkeerbesluit en het inreisverbod rechtmatig waren. Eiser voerde aan dat de Staatssecretaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn verblijfsrecht in Italië, waar zijn vrouw en dochter zouden verblijven. De rechtbank constateerde echter dat uit de Europese registratiesystemen bleek dat eiser geen verblijfsvergunning in Italië had. Bovendien was er onduidelijkheid over de verblijfplaats van zijn gezin, aangezien de vrouw van eiser op 2 maart 2023 met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende concrete aanknopingspunten had gegeven voor zijn stelling dat zijn gezin nog in de EU verbleef.

De rechtbank concludeerde dat er geen motiveringsgebrek of onzorgvuldige voorbereiding was en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.37735
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Palanciyan), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Inleiding

Op 30 november 2023 heeft verweerder (de staatssecretaris) aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het terugkeerbesluit en inreisverbod rechtmatig zijn.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1994.
Over het terugkeerbesluit
2. Eiser voert aan dat het terugkeerbesluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de staatssecretaris geen onderzoek heeft gedaan naar zijn verblijfsrecht in Italië.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier blijkt dat de staatssecretaris de Europese registratiesystemen, waaronder Eurodac en EU-Vis, heeft gecheckt. Daaruit blijkt niet dat eiser in Italië een verblijfsvergunning heeft. Verder heeft Italië het claimverzoek van Nederland op 22 oktober 2019 geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening, wat erop duidt dat eisers asielaanvraag toen nog in behandeling was.
Ook hier kan dus niet uit worden afgeleid dat eiser in Italië een verblijfsvergunning heeft. Eiser heeft geen documenten overgelegd om zijn gestelde verblijfsrecht in Italië te onderbouwen. Eiser heeft hiervoor ook overigens geen concrete aanknopingspunten gegeven. De enkele stelling van eiser in het gehoor van 30 november 2023 dat zijn Italiaanse verblijfskaart in zijn huis in [woonplaats] ligt, is naar het oordeel van de rechtbank in het licht van het voorgaande onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet.
Over het inreisverbod
4. Eiser voert aan dat het inreisverbod onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd, omdat niet is ingegaan op zijn gezin in Italië. Eiser heeft in het gehoor van 30 november 2023 verklaard dat zijn vrouw en dochter in Italië verblijven. Dit is bij de staatssecretaris ook bekend, wat bijvoorbeeld blijkt uit het bericht aan Italië van 15 april 2021, waarin de namen van zijn vrouw en dochter zijn genoemd. Omdat een inreisverbod op Europees niveau geldt, zou eiser zijn gezin niet meer kunnen bezoeken, wat een inbreuk is op zijn recht op familieleven.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier blijkt dat de vrouw en dochter van eiser in Nederland waren, in ieder geval tot 2 maart 2023. De staatssecretaris heeft geprobeerd om hen samen met eiser over te dragen naar Italië. Dat was eerst niet mogelijk, omdat de Italiaanse autoriteiten aangaven dat de vrouw van eiser een verblijfsvergunning had tot 6 december 2022. Toen overdracht naar Italië wel in beeld kwam, is de vrouw van eiser op 2 maart 2023 met onbekende bestemming vertrokken om deze overdracht te frustreren. Sindsdien is het voor de staatssecretaris onduidelijk waar zij verblijft. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende aanknopingspunten heeft gegeven dat zijn vrouw en dochter nog in de EU verblijven. De verklaring van eiser in het gehoor van 30 november 2023 dat zijn vrouw in Florence verblijft is daarvoor onvoldoende. Dat eiser daarbij een telefoonnummer met landcode Italië (+39) heeft genoemd is ook onvoldoende, omdat dit nummer ook gebruikt kan worden buiten de EU en dus niets zegt over de feitelijke verblijfplaats. Een telefoonnummer is bovendien niet genoeg om vast te kunnen stellen wat de identiteit is van de gebruiker van dat nummer. Het kan dus niet gecontroleerd worden of dit inderdaad de vrouw van eiser is. Er is geen sprake van een motiveringsgebrek of een onzorgvuldige voorbereiding. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.