ECLI:NL:RBDHA:2024:5933
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser op 25 april 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn gezinsleden in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 9 november 2023 in gebreke gesteld, maar ook na deze ingebrekestelling bleef een besluit uit. Eiser heeft daarop op 13 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank zonder zitting uitspraak kon doen op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke termijn van 90 dagen voor het beslissen op de aanvraag heeft overschreden. Eiser heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld, en meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de proceskosten van eiser op € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft recht op vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De uitspraak biedt een duidelijk voorbeeld van de rechten van een eiser in bestuursrechtelijke procedures, vooral in gevallen van niet tijdig beslissen door bestuursorganen.