ECLI:NL:RBDHA:2024:5944
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan hun referent. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 17 april 2024 uitspraak gedaan. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat aan de voorwaarden voor vrijstelling is voldaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers hun aanvraag op 29 september 2023 hebben ingediend en dat verweerder op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar heeft uiteindelijk niet tijdig beslist. Eisers hebben verweerder op 7 april 2023 in gebreke gesteld en hebben op 8 juni 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.