ECLI:NL:RBDHA:2024:5947
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres, met V-nummer [nummer], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan D.M. [naam referent]. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 17 april 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, welke door de rechtbank is verleend.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres had haar aanvraag op 22 september 2022 ingediend, en de staatssecretaris had uiterlijk op 22 maart 2023 moeten beslissen. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiseres op 11 april 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld, waarna het beroep op 9 mei 2023 is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.