ECLI:NL:RBDHA:2024:5952
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan zijn referent. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 17 april 2024 uitspraak gedaan. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 14 september 2022 is ingediend en dat verweerder op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar heeft uiteindelijk niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder op 23 maart 2023 in gebreke gesteld en het beroep is op 2 mei 2023 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.