ECLI:NL:RBDHA:2024:6055
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoekster, een Syrische vrouw, op 22 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 5 mei 2023. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 7 maart 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoekster heeft op 11 maart 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag van verzoekster op 5 november 2023 geëindigd. De staatssecretaris heeft echter de beslistermijn met negen maanden verlengd op basis van het WBV 2023/3, wat door de rechtbank als rechtsgeldig is beoordeeld.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van verzoekster prematuur was, omdat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Hierdoor is er geen sprake van een ontvankelijk beroep en dus ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek van verzoekster af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.