ECLI:NL:RBDHA:2024:6069
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoekster, een Syrische vrouw, op 14 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 26 januari 2023 was ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 26 februari 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Vervolgens heeft verzoekster op 4 maart 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster haar beroep heeft ingetrokken omdat de staatssecretaris aan haar verzoek heeft voldaan, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die op 26 juli 2023 eindigde, door de staatssecretaris met negen maanden is verlengd op basis van het WBV 2023/3, wat rechtsgeldig is.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, omdat de ingebrekestelling van 27 juli 2023 prematuur was ingediend. Hierdoor is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek van verzoekster af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.