ECLI:NL:RBDHA:2024:6072
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na de intrekking van een asielberoep. Verzoeker, een Syrische nationaliteit houder, had op 25 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 8 februari 2023. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 februari 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Na deze beslissing heeft verzoeker op 12 februari 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek tegemoet is gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die op 8 augustus 2023 eindigde, door de staatssecretaris met negen maanden is verlengd op basis van het WBV 2023/3.
De rechtbank concludeert dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig is en dat de ingebrekestelling van verzoeker prematuur was, waardoor er geen sprake is van een ontvankelijk beroep. Dit betekent dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek van verzoeker af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.