ECLI:NL:RBDHA:2024:6075
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, op 8 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 9 augustus 2023. Eiser heeft vervolgens op 25 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft de aanvraag op 8 februari 2023 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 8 augustus 2023 eindigen. Echter, de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd op basis van het WBV 2023/3, wat door de rechtbank als rechtsgeldig is beoordeeld.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 9 augustus 2023 prematuur is ingediend, omdat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep derhalve kennelijk niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.