In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 13 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft op 3 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 26 februari 2024 de aanvraag ingewilligd. Eiser heeft op 28 februari 2024 gereageerd op dit besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag op 13 januari 2023 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 13 juli 2023. De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling van 5 juli 2023 prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
Aangezien de staatssecretaris op 26 februari 2024 alsnog een besluit heeft genomen, maar er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, concludeert de rechtbank dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.