ECLI:NL:RBDHA:2024:6140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
NL23.26676
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak zonder besluit

In deze zaak heeft verzoekster op 1 september 2023 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, samen met een beroep. Het verzoek en het beroep zijn later ingetrokken, waarna verzoekster verzocht om een proceskostenvergoeding van verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verweerder heeft echter aangegeven geen aanleiding te zien voor een proceskostenvergoeding. De voorzieningenrechter overweegt dat er op het moment van indiening van het verzoek om voorlopige voorziening nog geen besluit was genomen door verweerder. Dit betekent dat er geen mogelijkheid was om beroep in te stellen, en dus ook geen mogelijkheid om een verzoek om voorlopige voorziening te doen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat verzoekster het beroep en het verzoek niet terecht heeft ingesteld. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. A.C. Kampschuur, en is op 26 februari 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.26676
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. M.H. van der Linden), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 1 september 2023 een verzoek om een voorlopige voorziening (zaaknummer NL23.26676) ingediend en beroep (zaaknummer NL23.26675) ingesteld. Zij heeft het beroep en het verzoek om de voorlopige voorziening nadien ingetrokken een vraagt nu om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft laten weten hiertoe geen aanleiding te zien.

Overwegingen

Partijen worden niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
Voor de vraag of verweerder de proceskosten van verzoekster moet betalen, is van belang of zij het beroep en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening terecht heeft ingesteld. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Op het moment dat verzoekster haar beroep en verzoek heeft ingediend, had verweerder (nog) geen besluit genomen. Dit betekent er geen sprake was van een besluit waartegen op dat moment beroep kon worden ingesteld.2
4. Omdat er (nog) geen beroep kon worden ingesteld bij de bestuursrechter, was het op het moment van indienen ook niet mogelijk om een verzoek om een voorlopige voorziening te doen met als doel het opschorten van de werking van het besluit.3
5. Eén en ander leidt ertoe dat er voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding is.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 1:3 en artikel 8:1 van de Awb.
3 Dit volgt uit artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.