In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 15 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Tsjechië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiseres, die samen met haar minderjarige kinderen asiel heeft aangevraagd, stelt dat zij en haar kinderen in Tsjechië door haar echtgenoot worden mishandeld. De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft onderzocht of de belangen van de kinderen bij de overdracht aan Tsjechië gewaarborgd zijn. De rechtbank wijst op de verplichting van de staatssecretaris om het belang van het kind voorop te stellen in de Dublinprocedure. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het in het belang van de kinderen zou zijn om hen samen met hun moeder naar Tsjechië over te dragen. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt hem op een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van de kinderen in acht moeten worden genomen.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.750,00. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om zorgvuldig om te gaan met de belangen van minderjarigen in asielprocedures, vooral in situaties waarin mishandeling en andere risico's aan de orde zijn.